In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P. Kloppenburg, en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft de minderjarige en zijn moeder gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de GI.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [voornaam minderjarige] is onder toezicht gesteld bij beschikking van 13 maart 2018, en deze maatregel is sindsdien steeds verlengd. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden te verlengen, omdat er in het verleden problemen waren binnen het gezinssysteem. Echter, tijdens de zitting is gebleken dat de situatie van [voornaam minderjarige] aanzienlijk is verbeterd. Hij woont nu bij zijn moeder en er is geen sprake meer van schoolverzuim.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en aangegeven dat de criteria voor ondertoezichtstelling niet langer worden vervuld. De kinderrechter heeft op basis van de stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling niet meer zijn voldaan. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de GI de resterende periode moet benutten om een overdracht naar het wijkteam te realiseren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 8 maart 2022.