In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Spring Properties S.A.R.L. een vordering ingesteld tegen een gedaagde in verband met huurachterstand en gebreken in de huurovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 21 mei 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 december 2021. De gedaagde heeft een huurovereenkomst gesloten met een eerdere verhuurder, waarbij de huurprijs tijdelijk verlaagd werd door de Huurcommissie vanwege gebreken in de woning. De gedaagde heeft betwist dat er sprake was van huurachterstand, stellende dat de gebreken niet waren hersteld en dat zij de verlaagde huur had betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde terecht een beroep deed op de uitspraak van de Huurcommissie en dat er geen huurachterstand was over de periode van juni 2020 tot en met maart 2021. De vordering van Spring Properties tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, omdat de gedaagde de huur had opgezegd en het gehuurde had verlaten. In reconventie werd de vordering van de gedaagde tot terugbetaling van te veel betaalde huur toegewezen, terwijl de proceskosten voor Spring Properties werden vastgesteld op € 622,50. De uitspraak vond plaats op 8 april 2022.