ECLI:NL:RBROT:2022:2965

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
10/171484-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging en oplegging van straf met bijzondere voorwaarden en 38v-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 23 juni 2021 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner door haar te belagen via verschillende communicatiemiddelen. De verdachte heeft meerdere berichten gestuurd en geprobeerd toegang te krijgen tot haar sociale media-accounts. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1, 3, 4 en 5, terwijl hij van feit 2 is vrijgesproken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 70 dagen en een voorwaardelijke straf van zes maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 250 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod rondom het woonadres van de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €796,10 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en de verdachte moet zich onder toezicht van de reclassering stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/171484-21
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 subsidiair en 3 t/m 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen met aftrek van voorarrest. Daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ambulante behandeling en verblijven in een instelling voor beschermd wonen/maatschappelijke opvang en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
  • een maatregel als bedoeld in 38v Sr, te weten een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod rondom de nabijheid van het woonadres van aangeefster. Het contact- en het locatieverbod voor de maximale periode van vijf jaar, voor elke overtreding van dat contact- of locatieverbod een bestraffing met vervangende hechtenis telkens twee weken, maximaal zes maanden in totaal;
  • de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregelen van artikel 38v lid 4 Sr direct uitvoerbaar te verklaren;
  • verbeurdverklaring van 1 telefoontoestel (merk Acer), 1 telefoontoestel (merk Huawei), 4 simkaarten, 1 computer en 4 stuks patroonhouders.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 5)
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak (feit 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de poging tot hacken bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte middels een telefoonapplicatie Hack Check heeft geprobeerd een wachtwoord van
[naam slachtoffer] (hierna: aangeefster) te hebben opgevraagd.
4.2.2.
Beoordeling
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het bewijs dat verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (feiten 1, 3 en 4)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 3 en 4. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent de aan aangeefster gestuurde berichten te hebben verstuurd en de verdediging stelt zich op het standpunt dat aangeefster mogelijk deze berichten heeft ‘gespoofd’. Met andere woorden: de afzender (in dit geval de verdachte) van een bericht zou vervalst kunnen zijn. Gelet op het belang van aangeefster met betrekking tot de familiezaak over hun gezamenlijke dochter is er gerede twijfel dat de verklaring(en) van aangeefster onbetrouwbaar is/zijn.
Voor het derde feit stelt de verdediging zich op het standpunt dat de hennep, aangetroffen in de woning van de verdachte, geen hennep is in de zin van de Opiumwet. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waaruit blijkt dat het om softdrugs gaat, ontbreekt. Verdachte wilde met het plantachtige materiaal wierrook maken.
Tot slot wordt door de verdediging betwist dat de verdachte een stiletto voorhanden heeft gehad. Dit mes kon maar tot de helft worden opengedrukt; het laatste stukje moest handmatig worden gedaan.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat aangeefster en de verdachte een relatie hebben gehad waaruit een dochter is geboren. In juni 2020 is die relatie verbroken. Na het verbreken van de relatie zijn er tussen aangeefster en de verdachte nog contactmomenten geweest, met als gevolg dat de politie op 29 oktober 2020 een stop-gesprek heeft gevoerd met de verdachte.
Na het stop-gesprek, in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 23 juni 2021 heeft aangeefster meerdere berichten ontvangen, die zijn verzonden door verschillende telefoonnummers. In eerste instantie met het eigen nummer van de verdachte [gsm-nummer 1] . Later ook van het telefoonnummer [gsm-nummer 2] en [gsm-nummer 3] . De verdachte kent twee laatstgenoemde nummers niet en ontkent berichten te hebben gestuurd. De rechtbank stelt vast dat de simkaart van het telefoonnummer [gsm-nummer 2] bij de verdachte thuis aangetroffen en het IMEI-nummer van het telefoonnummer [gsm-nummer 3] komt overeen met het IMEI-nummer van het telefoonnummer [gsm-nummer 1] dat bij de verdachte in gebruik is.
Daarnaast zijn aangeefster en vrienden van haar meerdere malen benaderd via accounts, genaamd " [accountnaam 1] ", " [accountnaam 2] ", " [accountnaam 3] " en " [accountnaam 4] " en ook via het Facebookaccount, genaamd " [facebookaccount] ". Ook heeft aangeefster berichten gekregen vanaf het account van de moeder van de verdachte, terwijl de moeder heeft laten weten deze berichten niet te hebben gestuurd. De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte tot deze accounts toegang had, nu deze accounts op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte de berichten aan aangeefster heeft verzonden. Dat aangeefster deze berichten heeft gemanipuleerd acht de rechtbank niet aannemelijk. Dat verweer wordt verworpen.
Verdachte heeft aangeefster lastiggevallen door veelvuldig telefonisch contact op te nemen, berichten te sturen middels WhatsApp en per sms. Aangeefster was er doodziek van en sliep daar niet meer van. De rechtbank concludeert dat verdachte door zijn handelen wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging.
Voor wat betreft feit 3 verwerpt de rechtbank het verweer dat de in het huis van de verdachte aangetroffen stof geen hennep maar wierrook was. Dat het hennep was, blijkt niet alleen uit een indicatieve test maar ook uit de beschrijving van verbalisant [naam verbalisant] , die beschrijft dat hij bij het openen van de zak de geur van hennep rook. De indicatieve test tezamen met deze bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] maken naar het oordeel van de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de bij verdachte aangetroffen stof hennep betrof.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder in het bijzonder het proces-verbaal met de beschrijving van het inbeslaggenomen mes, eveneens bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit.
4.3.3.
Conclusie
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak, zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen. De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij in de periode van 31 oktober 2020 tot en met 23 juni 2021
te Spijkenisse en Spierdijk, gemeente Koggenland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig, althans meermalen, telefonisch contact op te nemen met die [naam slachtoffer] en sms-berichten en Whatsapp-berichten te sturen naar die [naam slachtoffer] en bij deze berichten een of meerdere foto's te voegen van hemzelf en die [naam slachtoffer] en haar kind en
- meerdere nepaccounts aan te maken op facebook, en via deze accounts en via zijn eigen Facebook-account, die [naam slachtoffer] en bekende van die [naam slachtoffer] , veelvuldig, berichten te sturen en bij deze berichten foto's te voegen van hemzelf en die [naam slachtoffer] en haar kind en
- veelvuldig, althans meermalen, berichten te plaatsen (onder de profielfoto) op het Facebook-account van die [naam slachtoffer]
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
hij, op 28 juni 2021, te Spierdijk, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 711,6 en 195,1 en 109,5 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op 28 juni 2021 te Spierdijk, gemeente Koggenland een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een stiletto voorhanden heeft gehad;
5
hij op 28 juni 2021 te Spierdijk, gemeente Koggenland, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
1. kogelpatroon, kaliber .38 Special en
1. kogelpatroon, kaliber 6.35 mm en
5 kogelpatronen, kaliber 9 mm en
1. knal-, c.q. alarmpatroon, kaliber 9 mm en
32 kogelpatronen, kaliber .22 LR. voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
belaging
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Dat deed hij door vanaf verschillende telefoonnummers te bellen of berichten te sturen en door berichten te sturen via social media. De verdachte heeft door zijn handelen in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens en de belangen van het slachtoffer en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en zijn eigen gevoelens van gemis en frustratie. De verdachte geeft er geen blijk van zich enige voorstelling te willen maken van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een recent uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
13 januari 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contact- en locatieverbod, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor het woonadres van mevrouw [naam slachtoffer] , wonende aan de [adres slachtoffer] , [postcode slachtoffer] in [woonplaats slachtoffer] en het gebied daaromheen met een straal van vijf kilometer en een contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer] voornoemd.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank acht het niet passend om ook nog een taakstraf op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de verdachte zijn best doet zijn leven een goede invulling te geven. Hij heeft de begeleiding van de reclassering aangegrepen en heeft zich aan de voorwaarden van de schorsing gehouden, waaronder het gedurende geruime periode dragen van een enkelband. Bovendien heeft hij ter zitting te kennen gegeven zich te willen laten behandelen op het gebied van emotie- en agressieregulatie. De rechtbank vindt het belangrijk dat de verdachte daarmee aan de slag gaat en vindt het positief dat hij dat inzicht zelf ook heeft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren. Het gaat om de volgende goederen: 1 telefoontoestel (merk Acer), 1 telefoontoestel (merk Huawei), 4 simkaarten, 1 computer en 4 stuks patroonhouders.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de twee telefoons en de computer moeten worden teruggegeven aan de verdachte. Ten aanzien van de overige goederen neemt de verdediging geen standpunt in.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen simkaarten zullen worden verbeurdverklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot deze voorwerpen begaan. De in beslag genomen patroonhouders zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de twee in beslag genomen telefoons en de computer zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] : ter zake van de onder
1 en 2 ten laste gelegde feiten waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 46,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering is toewijsbaar voor wat betreft het materiele gedeelte. De vordering is eveneens toewijsbaar voor het immateriële gedeelte, voor de hoogte hiervan refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het materiële gedeelte dient de vordering te worden afgewezen. De vordering is niet onderbouwd met een bon.
De vordering dient eveneens te worden afgewezen ten aan zien van het immateriële gedeelte. Uit de onderbouwing blijkt niet dat de benadeelde partij naar een psychiater is verwezen.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit en waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering ondanks het ontbreken van een bon genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 46,10.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit en waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 796,10, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikelen 13 en 26 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 250 (tweehonderdvijftig) dagen,bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen door de GGZ of een soortgelijke zorgverlener, zo lang als de reclassering noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, zo lang als de directeur van die instelling noodzakelijk vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen dat hij:
1. zich gedurende 3 jaren na heden niet zal bevinden in de nabijheid van het woonadres van mevrouw [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] , thans wonende aan de [adres slachtoffer] , [postcode slachtoffer] in Spijkenisse en het gebied daaromheen met een straal van vijf kilometer;
2. gedurende 3 jaren na heden op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [naam slachtoffer] voornoemd (het is verdachte ook verboden berichten aan haar of over haar te zetten op social media). Voor zover contact met mevrouw [naam slachtoffer] nodig is ten behoeve van de (eventuele toekomstige) omgang met de dochter van veroordeelde ( [naam] ), dan mag dat contact slechts plaatsvinden via een advocaat of via de jeugdbescherming (of een soortgelijke of hieraan gelieerde instelling).
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste
6 ( zes) maanden.
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
3 1 STK Simkaart van zaktelefoon
(Omschrijving: [beslagnummer 1] , Lycamobile, chassisnr: [nummer 1] )
4 1 STK Simkaart van zaktelefoon
(Omschrijving: [beslagnummer 2] , Lebara, chassisnr: [nummer 2] )
5 1 STK Simkaart van zaktelefoon
(Omschrijving: [beslagnummer 3] , Lycamobile, chassisnr: [nummer 3] )
6 1 STK Simkaart van zaktelefoon
(Omschrijving: [beslagnummer 4] , Lebara, chassisnr: [nummer 4] )
7 1 STK Simkaart van zaktelefoon
(Omschrijving: [beslagnummer 5] , Lycamobile, chassisnr: [nummer 5] )
- onttrekt aan het verkeer:
9 1 STK Patroonhouder
10- [serienummer]
10 1 STK Patroonhouder
11 1 STK Patroonhouder
12 1 STK Patroonhouder
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [beslagnummer 6] , Acer)
2 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [beslagnummer 7] , zwart, merk: Huawei)
8 1 STK Computer Deponeren
(Omschrijving: [beslagnummer 8] , zwart, merk: Toshiba)
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 796,10 (zegge: zevenhonderd zesennegentig euro en tien cent), bestaande uit € 46,10 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ € 796,10 (zegge: zevenhonderd zesennegentig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 796,10 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2022.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2020 tot en met 23 juni 2021
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Spierdijk, gemeente Koggenland, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig, althans meermalen, telefonisch contact op te nemen met die [naam slachtoffer] en/of sms-berichten en/of Whatsapp-berichten en/of e-mailberichten te sturen naar die [naam slachtoffer] en/of bij dit/deze bericht(en) een of meerdere foto('s) te voegen van hemzelf en/of die [naam slachtoffer] en/of haar kind en/of
- een of meerdere (nep)account(s) aan te maken op facebook, en via dat/deze account(s)en/of via zijn eigen Facebook-account, die [naam slachtoffer] en/of bekende van die [naam slachtoffer] , veelvuldig, althans meermalen, berichten te sturen en/of bij dit/deze bericht(en) een of meerdere foto('s) te voegen van hemzelf en/of die [naam slachtoffer] en/of haar kind en/of
- veelvuldig, althans meermalen, berichten te plaatsen (onder de profielfoto) op het Facebook-account van die [naam slachtoffer]
- veelvuldig, althans meermalen, (pogen) het Facebook en/of Instagram account on/of e-mail-account van die [naam slachtoffer] te hacken;
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2 primair:
Hij op één of meer momenten in of omstreeks, de periode van 13 november 2020 tot en met 21 april 2021, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Spierdijk, gemeente Koggenland, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een Facebook-account en/of een Instagram-account en/of een e-mail-account (van [naam slachtoffer] ), is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
b. door een technische ingreep en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid
immers, heeft hij, verdachte, middels een telefoonapplicatie (te weten Hack Check) het wachtwoord van dit/deze account(s) verkregen en/of (daarmee) toegang tot dit/deze account(s) verkregen;
Feit 2 subsidiair:
Hij op één of meer momenten in of omstreeks, de periode van 13 november 2020 tot en met 21 april 2021,
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, en/of Spierdijk, gemeente Koggenland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem/haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een Facebook-account en/of een Instagram-account en/of een e-mail-account (van [naam slachtoffer] ), binnen te dringen
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
b. door een technische ingreep en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid
te weten door middels een telefoonapplicatie (te weten Hack Check) het wachtwoord van het/de account(s) van [naam slachtoffer] op te vragen en/of vervolgens in het/de accounts van die [naam slachtoffer] in te loggen, terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet was voltooid;
3
hij, op of omstreeks 28 juni 2021, te Spierdijk, gemeente Koggenland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 711,6 en/of 195,1 en/of 109,5 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te Spierdijk, gemeente Koggenland, althans in
Nederland, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een stiletto voorhanden heeft gehad;
5
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te Spierdijk, gemeente Koggenland, althans
Nederland, munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
1. kogelpatroon, kaliber .38 Special en/of
1. kogelpatroon, kaliber 6.35 mm en/of
5 kogelpatronen, kaliber 9 mm en/of
1. knal-, c.q. alarmpatroon, kaliber 9 mm en/of
32 kogelpatronen, kaliber .22 LR.
voorhanden heeft gehad art 26 jo 55 WWM