ECLI:NL:RBROT:2022:2934

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/1848
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken van gronden

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer ROT 21/1848, waarbij het verzet van de opposant niet-ontvankelijk is verklaard. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Korpschef van politie, maar dit beroep werd op 1 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de opposant verzet ingesteld, maar heeft hij geen gronden van verzet ingediend, waardoor niet is voldaan aan de minimumvereisten voor een verzetschrift zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant meerdere keren de gelegenheid heeft gekregen om gronden in te dienen, maar hier geen gebruik van heeft gemaakt. Hierdoor kon de rechtbank het verzet niet inhoudelijk behandelen en bleef de eerdere uitspraak in stand. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2022 op het verzet van

[opposant] , te [plaats] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van de Korpschef van politie, namens deze de Politiechef van de eenheid Rotterdam van 19 februari 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 1 oktober 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld en heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat opposant geen gronden van beroep heeft ingediend. Nadat een herinnering aan opposant is verstuurd, zijn evenmin gronden ingediend waardoor de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan, maar heeft ter onderbouwing van zijn verzet geen gronden ingediend. Op basis van artikel 8:55 van de Awb zijn de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb van toepassing. In artikel 6:5 van de Awb staat wat een verzetschrift ten minste moet bevatten, waaronder de redenen van verzet (de gronden). Dit staat in het eerste lid onder d van dat artikel.
Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat het verzet niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan de minimumeisen voor een verzetschrift, mits opposant de mogelijkheid heeft gekregen om alsnog aan de minimumvereisten te voldoen. Opposant heeft bij brieven van 2 december 2021 en 21 december 2021 een mogelijkheid gekregen om de gronden van verzet alsnog in te dienen binnen twee weken na verzending van die brieven. Opposant heeft hier geen gehoor aan gegeven. Om die reden kan de verzetrechter het verzet niet inhoudelijk behandelen en verklaart hij het verzet niet-ontvankelijk.
3. Het verzet is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak
te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.