ECLI:NL:RBROT:2022:2903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
10/266452-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en veroordeling wegens zware mishandeling met een machete

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar veroordeelde hem wel voor zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 1 oktober 2021, waarbij de verdachte met een machete de aangever in de linker onderarm heeft geslagen tijdens een ruzie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk heeft geprobeerd de aangever te doden, maar dat hij wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweerexces, maar de rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen noodweersituatie was. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de aangever en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn niet-previous strafblad en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/266452-21
Datum uitspraak: 13 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] te [land verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadslieden mr. T.S.G. Joemman en mr. P.R. Hogerbrugge, advocaten te Vlaardingen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 29 november 2021.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging doodslag op [naam slachtoffer] (hierna: aangever). De verdachte heeft met zijn handelen, het slaan met de machete in de richting van het hoofd van aangever, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever hierdoor zou komen te overlijden.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de richting van het hoofd van aangever heeft geslagen en dat een poging tot doodslag dus niet bewezen kan worden verklaard. Voor het overige refereert de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 1 oktober 2021 is er een ruzie ontstaan in de woning van de verdachte tussen de verdachte en zijn vriendin en aangever en zijn vriendin. Op enig moment zijn de verdachte en aangever tussen hun vriendinnen ingesprongen, waarna er vervolgens een incident heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en aangever. De verdachte heeft een zwaaiende beweging gemaakt met een machete en heeft hierbij aangever in zijn linker onderarm geraakt. Aangever heeft als gevolg hiervan lichamelijk letsel opgelopen. Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend dat hij degene is geweest die aangever heeft geraakt met de machete in een poging om hem af te schrikken.
Poging doodslag of toebrengen zwaar lichamelijk letsel?
Uit de feitelijke gedragingen zoals die hiervoor zijn beschreven, kan niet worden afgeleid dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever hierdoor zou komen te overlijden. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk in de richting van het hoofd van aangever heeft geslagen.
Wel heeft de verdachte door zijn handelen, het met de machete slaan in de richting van aangever, op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Het letsel van aangever, dat bestond uit een vleeswond, een spaakbeenbreuk, een gedeeltelijke breuk van de ellepijp en peesletsel, kan ook daadwerkelijk worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Bewezen is dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en ten aanzien van het bewezenverklaarde geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 oktober 2021 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een zeer diepe vleeswond in de linker onderarm, een spaakbeenbreuk, een gedeeltelijke breuk van de ellepijp en peesletsel heeft toegebracht door met een machete,, in de richting van die [naam slachtoffer] te slaan, waarbij die [naam slachtoffer] is geraakt in zijn linker onderarm.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte, door aangever met een machete te raken in zijn linker onderarm, weliswaar de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, maar dat deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsweging. Subsidiair heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op putatief noodweer.
6.2.
Beoordeling
In rechtsoverweging 4.1.3. heeft de rechtbank vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op 1 oktober 2021 aangever in zijn linker onderarm heeft geraakt met een machete. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich genoodzaakt voelde om zichzelf en zijn vriendin te verdedigen, omdat aangever – nadat hij de woning had verlaten – was teruggekomen naar de woning met messen in zijn handen. Aangever heeft verklaard dat hij de woning heeft kunnen verlaten en vervolgens buiten door de verdachte is achtervolgd en is gestoken met een machete.
De verdachte heeft vanaf het eerste politieverhoor wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft de verdachte allereerst enige betrokkenheid ontkend en heeft hij pas later verklaard over zijn aandeel in het incident. Zijn verklaring strookt daarnaast niet met de verklaring van zijn vriendin. Zo zou aangever volgens verdachte na de eerste worsteling de woning zijn uitgerend en zijn teruggekeerd met messen in zijn handen, terwijl de vriendin van de verdachte heeft verklaard dat aangever naar de keuken is gelopen.
De verklaring van aangever wordt daarentegen wel op essentiële punten ondersteund door de verklaring van de vriendin van aangever en de verklaring van getuige [naam getuige] . Uit deze verklaringen volgt dat het de verdachte is geweest die – nadat aangever de woning heeft verlaten – achter aangever is aangerend en hem vervolgens met een machete heeft gestoken. Dit maakt dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces en putatief noodweer reeds daarom niet slaagt.
Het verweer wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 1 oktober 2021 schuldig gemaakt aan zware mishandeling van aangever door hem met een machete te slaan en te raken in zijn linker onderarm. Als gevolg hiervan is een aanzienlijke vleeswond ontstaan en zijn botten gebroken. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Aangever heeft bovendien een operatie moeten ondergaan om zijn letsel te laten herstellen. Uit de FARR-verklaring volgt verder dat er ook een strekbeperking bestond aan de vingers. Ook emotioneel gezien heeft het handelen van de verdachte een impact op aangever. Daarnaast ontstaat een gevoel van onveiligheid in de omgeving en in de maatschappij door dit soort misdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 december 2021. Dit rapport houdt – kort samengevat – het volgende in.
De reclassering ziet risico verhogende factoren in het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van de verdachte. Verdiepingsdiagnostiek biedt mogelijk meer zicht op het psychosociaal functioneren van de verdachte. Daarnaast biedt Fivoor de mogelijkheid om het IQ van de verdachte te onderzoeken om zodoende een beeld te krijgen van zijn intelligentieniveau. Als positief benoemt de reclassering het nastreven van maatschappelijk geaccepteerde doelen, een positieve houding ten opzichte van een eventueel verplicht kader met bijbehorende bijzondere voorwaarden en het deels positieve sociale netwerk waar verdachte op kan rekenen. De verdachte heeft aangegeven dat hij in Nederland wil blijven en mee wil werken. De reclassering acht het raadzaam dat hij een behandeling voor agressieregulatie en traumaverwerking volgt.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, (eventuele) ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat de verdachte met een zeer gevaarlijk wapen, een machete, de confrontatie met de aangever heeft gezocht en – gelet op botbreuken – met volle kracht heeft uitgehaald. Vervolgens is aangever door de politie aangetroffen op straat nadat omstanders 112 hebben gebeld. Aangever lag in een plas bloed en had een steekwond waarvan het bloeden lastig gestopt kon worden. Het bot van zijn arm was doormidden. Ook wordt in strafverzwarende zin meegewogen dat door het handelen van de verdachte ernstig letsel is ontstaan dat slechts door operatief handelen – het inbrengen van een plaat door de orthopedisch chirurg en het herstellen van strekpeesletsel door de plastisch chirurg – kon worden hersteld.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerp

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geen standpunt ingenomen met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen voorwerp (de machete) zal worden verbeurdverklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra veroordeelde wordt uitgenodigd voor een intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het subsidiair bewezenverklaarde feit:
1 STK Gereedschap (Omschrijving: [beslagnummer] , Zwart, merk: Schrade Schbolo).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. A. Boer en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 en/of 2 oktober 2021 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een kapmes/machete, althans een (groot) mes, in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, waarbij die [naam slachtoffer] is geraakt aan/in zijn linker onderarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 en/of 2 oktober 2021 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een zeer diepe vleeswond in de linker onderarm, een spaakbeenbreuk, een gedeeltelijke breuk van de ellepijp en peesletsel heeft toegebracht door met een kapmes/machete, althans een (groot) mes, in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer] te slaan, waarbij die [naam slachtoffer] is geraakt aan/in zijn linker onderarm;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 en/of 02 oktober 2021 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een kapmes/machete, althans een (groot) mes, in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft geslagen, waarbij die [naam slachtoffer] is geraakt aan/in zijn linker onderarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.