ECLI:NL:RBROT:2022:2902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/4158
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering te verstrekken. Eiseres, die als verpleegkundige werkte, had zich op 6 juni 2017 ziekgemeld vanwege psychische en fysieke gezondheidsklachten. Het UWV weigerde haar aanvraag voor een WIA-uitkering op basis van de beoordeling dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, namelijk 19,70%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie slechter was dan het UWV had vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar rugklachten en fibromyalgie. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op 24 september 2019 voor 15,73% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de medische beoordeling van eiseres juist was.

De rechtbank oordeelde dat de functies die het UWV had aangeduid, binnen de belastbaarheid van eiseres vielen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4158

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.J. van Meggelen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 8 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), geweigerd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, namelijk 19,70%.
Bij besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Een zitting is met (stilzwijgende) toestemming achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als verpleegkundige. Zij heeft zich op 6 juni 2017 wegens psychische en fysieke gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 24 september 2019. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 80,30% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Dit betekent een mate van arbeidsongeschiktheid van 19,70%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien twee geduide functies te verwerpen. In de plaats daarvoor heeft hij andere geschikte functies geselecteerd. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt gewijzigd naar 15,73%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar rugklachten en de diagnose fibromyalgie.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 15,73% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
24 september 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 24 september 2019 voor 15,73% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft de aanwezige medische rapporten, informatie van de huisarts, de ervaren klachten van eiseres en de resultaten van het fysieke en psychische onderzoek. Op basis hiervan heeft hij aangenomen dat er sprake is van beperkte mentale en fysieke belastbaarheid, ten gevolge van een burn-out, medicijngebruik, rugpijn en fibromyalgie. Ook stelt hij vast dat eiseres een behandeling volgt voor haar migraine, maar hij stelt dat de huidige frequentie en duur van de aanvallen geen reden geven tot het opnemen van extra beperkingen. Stress kan leiden tot extra aanvallen, maar met de aangenomen psychische beperkingen wordt stresserend werk vermeden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 1 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. Hij heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de huisarts. Ook heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts: er is geen blijk van het ontbreken van medische feiten en de gestelde beperkingen sluiten aan bij de medisch objectiveerbare feiten.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaar betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
Medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres psychisch en fysiek beperkt belastbaar is. Daarom heeft hij in de FML beperkingen opgenomen voor het werken met onderbrekingen, deadlines, productiepieken en conflicten, en werken in een hoog tempo vanwege eiseres haar burn out. Voor het ondervangen van de fysieke klachten zijn beperkingen opgenomen voor dynamische handelingen en statische houdingen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven: deze beperkingen sluiten aan bij de medisch objectiveerbare feiten. Er is geen nieuwe medische informatie ingebracht die onderbouwt dat eiseres verdergaande beperkingen heeft. Ook de opgevraagde informatie van de huisarts wijst hier niet op. In het bijzonder merkt hij op dat iemand met fibromyalgie normaal belastbaar is en dat het belangrijk is om actief te blijven.
Eiseres meent dat de verzekeringsartsen ten onrechte geen beperkingen hebben aangenomen voor werken met een toetsenbord en computer, omdat dit werk haar lichamelijke klachten verergert.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met medische stukken. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
Eiseres heeft tegen de geduide functies aangevoerd dat deze haar belastbaarheid overschrijden. De functie van archiefmedewerker overschrijdt de belastbaarheid van zitten en werken zonder afleiding of storing. De functies productiemedewerker en monteur overschrijden de beperking om te werken zonder productiepieken.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voor onderdelen van de geduide functies waar mogelijk de belastbaarheid wordt overschreden toegelicht waarom er geen sprake is van kenmerkende belasting of waarom de belasting toelaatbaar is. Zo heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor de functie van archiefmedewerker toegelicht dat er sprake is van individuele werkzaamheden, zonder wisselende prioriteiten waardoor het werk onderbroken moet worden. Wat betreft het zitten is in deze functie geen signalering voor deze beperking, wat betekent dat er geen overschrijding is van de belastbaarheid. Voor de functie van ‘productiemedewerker’ heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat er geen signalering is op deadlines of productiepieken. Ook uit de functiebeoordeling van ‘monteur’ blijkt geen signalering op deadlines of productiepieken.
De rechtbank vindt de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep begrijpelijk en oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom deze functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn.
De rechtbank vindt dan ook dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 24 september 2019 met de middelste van de functies 84,27% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verpleegkundige, zodat eiseres voor de overige 15,73% arbeidsongeschikt is.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

Het UWV heeft terecht een WIA‑uitkering aan eiseres geweigerd, op grond van een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.A.J. van Egmond, griffier op 14 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden op en wordt binnen een week openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.