De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
Een arts heeft het dossier bestudeerd en eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts heeft beschreven dat voldoende informatie aanwezig was en dat geen aanvullende medische informatie is opgevraagd. Uit de rapportage volgt dat de arts kennis heeft genomen van informatie van neuroloog [naam neuroloog] van 2 oktober 2017, Ziektewet rapport van
12 november 2018 en een Eerstelijnsverslag van 11 februari 2019.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van
5 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiser onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts aanvullende medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser. De huisarts heeft een brief van de neuroloog van 31 mei 2021 verstrekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij aanleiding ziet om een extra beperking in de FML aan te nemen. Hij acht eiser ook licht beperkt op item 5.8 (het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk).
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd. Hij zegt hierover in zijn rapport van 29 november 2021 dat het rapport matig leesbaar is en hem bovendien niet duidelijk is welke conclusies de onderzoeker eraan verbindt. Hij concludeert dat hij uit dit rapport niets kan afleiden, in ieder geval geen nadere medische objectivering van beperkingen.
De artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaar(s) betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten in overeenstemming met de MOAC-richtlijn zijn en ook zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De arts heeft aangenomen dat eiser verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek heeft. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor duwen, tillen en dragen, geknield, gebogen en boven schouderhoogte actief zijn. Hij geeft aan dat de ervaren belemmeringen die eiser aan geeft ten aanzien van lopen en zitten vallen binnen de normaalwaarde. Eiser ervaart wellicht beperkingen ten opzichte van het voormalig niveau van functioneren, maar niet ten opzichte van het normale niveau gehanteerd in CBBS.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 5 augustus 2021 uiteengezet waarom hij een extra beperking in de FML heeft opgenomen. Tijdens het onderzoek heeft eiser aangegeven dat hij vooral last heeft bij het heffen van de armen en zittend actief bezig zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat zitten zelf goed mogelijk is, mits eiser op een goede stoel zit en niet steeds het hoofd gefixeerd in een bepaalde positie houdt. Hij acht dit in overeenstemming met de lang bestaande nekproblematiek en heeft daarom een extra beperking in de FML aangenomen op item 5.8 (het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens werk). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport ook gemotiveerd waarom hij geen beperkingen voor het lopen kan onderkennen.
Eiser meent dat het UWV ten onrechte te lichte beperkingen heeft aangenomen. Hij ondervindt forse beperkingen ten aanzien van het bukken, tillen, zitten, (trap)lopen, staan, duwen, reiken, verrichten van dynamische handelingen en boven schouderhoogte actief zijn. De pijnklachten aan zijn nek zijn de afgelopen jaren verergerd. De herniaoperatie die hij in 2019 heeft ondergaan heeft niet tot vermindering van de pijn geleidt. Ook intensieve fysiotherapiebehandelingen hebben niet tot voldoende pijnvermindering geleidt. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft eiser een rapport van Atlas Gezondheid (voorheen: Rugkliniek Dordrecht) ingebracht.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom het in beroep overgelegde stuk geen reden vormt om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zegt hierover dat het rapport matig leesbaar is en hem niet duidelijk is welke conclusies de onderzoeker eraan verbindt. Hij concludeert dat hij uit dit rapport niets kan afleiden, in ieder geval geen nadere medische objectivering van beperkingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Er bestaat ook geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. Bij het vaststellen van beperkingen is niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving bepalend, maar dat wat objectief medisch is vast te stellen. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen.
De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 31 december 2020.
De rechtbank ziet anders dan eiser, geen tegenstrijdigheid tussen de waarnemingen door de verzekeringsarts en de neuroloog. De verzekeringsarts schrijft in zijn rapport dat sprake is van nekklachten en heeft met de klachten bij het heffen van de armen rekening gehouden en hiervoor een beperking aangenomen voor boven schouderhoogte actief zijn.