ECLI:NL:RBROT:2022:2892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/10/634948 / FA RK 22-1743
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2022 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot verlening van de zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 11 maart 2022, naar aanleiding van een eerdere zorgmachtiging die op 20 april 2021 was verleend en die op 20 april 2022 zou aflopen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan, en heeft vastgesteld dat de betrokkene instemt met de toewijzing van het verzoek tot zorgmachtiging en de daarin verzochte duur en vormen van verplichte zorg.

De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat in het verzoekschrift van de officier van justitie een vorm van verplichte zorg is opgenomen die niet in het zorgplan staat, maar wel in de bevindingen van de geneesheer-directeur. De rechtbank heeft de advocaat van de betrokkene gevraagd om op deze omstandigheid te reageren. Na overleg heeft de betrokkene op 24 maart 2022 een referteverklaring ingediend waarin hij instemt met de toewijzing van het verzoek tot zorgmachtiging en afstand doet van zijn recht om tijdens de mondelinge behandeling te worden gehoord.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is, gezien het gevaarlijke gedrag van de betrokkene en het ontbreken van minder bezwarende alternatieven. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met ingang van de datum van de beschikking, en heeft de maatregelen zoals opgenomen in de rechtsoverwegingen goedgekeurd. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Kuilenburg en is op 31 maart 2022 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/634948 / FA RK 22-1743
Referentienummer: ZM/IND/52216
Betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene]
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende te [verblijfplaats],
advocaat mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 11 maart 2022.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam], psychiater, van 10 maart 2022;
  • de niet ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 17 februari 2022;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politie-, strafvorderlijke - en justitiële gegevens van betrokkene zijn;
  • de referteverklaringen van 16 maart 2022 en 24 maart 2022.

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 april 2021, is op grond van artikel 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 20 april 2022. Op 11 maart 2022 heeft de officier een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.
2.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door de advocaat van betrokkene overgelegde referteverklaring, ingekomen op 16 maart 2022. In deze referteverklaring is opgenomen dat de betrokkene instemt met toewijzing van het verzoek tot een zorgmachtiging en met de hierin verzochte duur en vormen van verplichte zorg “die ook in het zorgplan zijn opgenomen.”
De rechtbank heeft evenwel geconstateerd dat in het verzoekschrift van de officier van justitie als vorm van verplichte zorg is opgenomen “Onderzoek van de woon- of verblijfsruimte”, maar dat deze vorm van verplichte zorg
nietis opgenomen in het zorgplan en overigens ook niet in de medische verklaring, maar dan weer wel in de bevindingen van de geneesheer-directeur.
In het verzoekschrift van de officier van justitie staat bij de toelichting van deze vorm van verplichte zorg:
“Wegens het in het zorgplan en in de medische verklaring beschreven gevaarlijke gedrag wat voortkomt uit de stoornis is het noodzakelijk de verblijfsruimte van betrokkene te kunnen onderzoeken op gevaarlijke voorwerpen.
Volgens artikel 8: 15 Wvggz dienen huisregels van algemene aard te zijn en horen op de persoon gerichte beperkingen niet thuis in de huisregels, maar dienen onderdeel te zijn van het zorgplan van betrokkenen.”
Uitgangspunt bij het beoordelen van het verzoekschrift en het al dan niet toewijzen van de vormen van verplichte zorg, zijn de in het verzoekschrift genoemde vormen van verplichte zorg, maar met de op 1 november 2021 in werking getreden wetswijziging van artikel 6.4 Wvggz heeft de wetgever geëxpliciteerd dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om de rechter de mogelijkheid te bieden om af te wijken van zowel de in het zorgplan als de in het verzoekschrift van de officier van justitie opgenomen doelen of vormen van verplichte zorg. Dat er derhalve licht zit tussen de vormen van verplichte zorg die worden genoemd in het verzoekschrift van de officier van justitie en de vormen van verplichte zorg die genoemd worden in het zorgplan, behoeft aan het opnemen daarvan niet in de weg te staan.
Wanneer op grond van een referteverklaring de rechtbank evenwel met inachtneming van artikel 6:1 van de Wvggz vaststelt dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen, moet wel duidelijk zijn waarmee de betrokkene instemt. Een referteverklaring waaruit niet eenduidig blijkt met welke vormen van verplichte zorg de betrokkene instemt, kan niet een zo verstrekkend gevolg hebben als het vaststellen dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen. De rechtbank realiseert zich echter dat in het dossier de vormen van verplichte zorg op in ieder geval vier verschillende plaatsen genoemd (kunnen) worden: het verzoekschrift van de officier van justitie, de bevindingen van de geneesheer-directeur, de medische verklaring en het zorgplan. Licht hiertussen is eenvoudig denkbaar en komt geregeld voor. Dat een referteverklaring daarover in onvoldoende mate duidelijkheid schept, ligt niet altijd primair aan de opsteller van de referteverklaring.
Gelet op de in het algemeen korte tijdsspanne tussen het indienen van een verzoek voor een zorgmachtiging en de oproeping voor de zitting, zou het weigeren van een referteverklaring op grond van een dergelijke onduidelijkheid
zonder de betrokkene en diens advocaat hierop te wijzen, in enige mate de figuur van de referteverklaring zinledig maken.
Daarom heeft de rechtbank op 22 maart 2022 contact opgenomen met de advocaat van betrokkene en hem gewezen op deze omstandigheid met het verzoek om daarop te reageren. De advocaat van betrokkene heeft aangegeven met betrokkene te zullen bespreken dat er in het verzoekschrift een vorm van verplichte zorg staat die niet in het zorgplan staat.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de door de advocaat van betrokkene overgelegde referteverklaring, ingekomen op 24 maart 2022. Uit deze verklaring blijkt dat betrokkene kennis heeft genomen van het onderhavige verzoek en dat betrokkene na overleg op 24 maart 2022 instemt met “toewijzing van het verzoek tot een zorgmachtiging en met de hierin verzochte duur en vormen van verplichte zorg.”
Ook doet betrokkene afstand van zijn recht om tijdens de mondelinge behandeling te worden gehoord en van het recht een advocaat voor hem tijdens de mondelinge behandeling het woord te laten voeren. Betrokkene heeft ingestemd met het opnemen van de volgende clausulering in de beschikking:
[naam betrokkene] heeft begrepen dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van een zorgmachtiging op grond van artikel 8:9 Wvggz pas kan beslissen tot het verlenen van de verschillende vormen van verplichte zorg – waaronder opname – nadat hij zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene, met de betrokkene overleg heeft gevoerd over de voorgenomen beslissing en, voor zover de zorgverantwoordelijke geen psychiater is, hierover overeenstemming is bereikt met de geneesheer-directeur. Tot opname zal slechts worden overgegaan als sprake is van decompensatie van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend.
Met inachtneming van artikel 6:1 van de Wvggz stelt de rechtbank op grond van het voorgaande vast dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen.
Gelet op de inhoud van de stukken en de meest recente referteverklaring, acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd om op het verzoek te beslissen.
2.3.
Betrokkene stemt in met de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht in het verzoekschrift van de officier:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid (in geval van opname);
  • het insluiten (in geval van opname);
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene (in geval van opname);
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder wordt begrepen het meewerken aan ambulante behandeling;
  • het opnemen in een accommodatie (indien er geen andere manier gevonden kan worden om ernstig nadeel af te wenden).
2.4.
Momenteel verzet betrokkene zich niet tegen de zorg. Als betrokkene decompenseert, verzet betrokkene zich echter wel tegen de zorg. Om deze redenen is verplichte zorg noodzakelijk. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal aansluitend op een zorgmachtiging worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.3. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 maart 2023.
Deze beschikking is op 25 maart 2022 mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in tegenwoordigheid van A Dinzey, griffier, en op 31 maart 2022 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.