ECLI:NL:RBROT:2022:2890

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
9347990 \ CV EXPL 21-24253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake contactverboden voor leden van een zwemvereniging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. A.F.M. den Hollander, een verzoek ingediend tot verbetering van een eerder vonnis van 19 november 2021. Dit vonnis bevatte een contactverbod voor eisers ten aanzien van de Algemene Capelse Zwemvereniging (ACZ), vertegenwoordigd door mr. Z.H. van Dorth tot Medler. Eisers stelden dat de formulering van het contactverbod onbedoeld was uitgebreid, terwijl het in werkelijkheid beperkt had moeten zijn tot de duur van het lidmaatschap van een derde partij, [naam]. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het eerdere vonnis, zoals bedoeld in artikel 31 Rv. De kantonrechter heeft besloten om de overwegingen en beslissingen in het vonnis van 19 november 2021 te verduidelijken door een zin toe te voegen die expliciet maakt dat de contactverboden alleen gelden zolang [naam] lid is van ACZ. Dit herstelvonnis is uitgesproken op 11 maart 2022 en bevat de aanpassingen die noodzakelijk zijn om de oorspronkelijke bedoeling van de kantonrechter te weerspiegelen. De partijen zijn gelast om de ontvangen documenten van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9347990 \ CV EXPL 21-24253
Herstelvonnis van 11 maart 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

2.
[naam eiser 2], mede namens
[naam],
allen wonende te [woonplaats eisers],
eisers in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam,
tegen
ALGEMENE CAPELSE ZWEMVERENIGING ACZ,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde mr. Z.H. van Dorth tot Medler te Rotterdam,
Partijen worden hierna [eisers] en ACZ genoemd. Als eisers afzonderlijk worden bedoeld, worden zij aangeduid als [naam eiser 1] en [naam eiser 2].

1..Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij e-mail met bijlage van 7 februari 2022 heeft mr. A.F.M. den Hollander namens [eisers] de kantonrechter verzocht om verbetering van het op 19 november 2021 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat overweging 5.19 en de daarop gebaseerde beslissing worden aangepast.
1.2.
Overweging 5.19 van het vonnis luidt:
“De kantonrechter acht het te vergaand om aan [eisers] een verbod op te leggen dat gedurende het gehele verdere lidmaatschap van [naam] en daarmee voor onbepaalde tijd en mogelijk zeer langdurig zal gelden. Wel heeft ACZ er recht op en belang bij om voor bepaalde tijd gevrijwaard te blijven van verdere confrontaties met [eisers]. Gelet hierop en bij afweging van de betrokken belangen zal de kantonrechter [naam eiser 2] verbieden om vanaf heden voor de duur van twee jaar met leden, train(st)ers en vrijwilligers van ACZ in contact te treden (…). [naam eiser 1] wordt eenzelfde verbod opgelegd, met dien verstande dat de termijn van het verbod in zijn geval wordt bepaald op één jaar (…).”
1.3.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat de kantonrechter het door ACZ in reconventie gevorderde en aan [eisers] opgelegde contactverbod in duur heeft willen beperken, wat volgens hen duidelijk blijkt uit overweging 5.19, maar door de formulering van deze overweging en de daarop gebaseerde beslissing heeft de kantonrechter het contactverbod onbedoeld juist uitgebreid in de situatie dat het lidmaatschap van [naam] binnen twee jaar na het vonnis eindigt. In het vonnis is namelijk niet opgenomen dat het contactverbod (ook) eindigt als het lidmaatschap van [naam] eindigt, terwijl de eis in reconventie zodanig is geformuleerd dat het contactverbod uitsluitend zou gelden tijdens haar lidmaatschap.
1.4.
Bij e-mail van 9 februari 2022 heeft mr. Z.H. van Dorth tot Medler namens ACZ aan de kantonrechter bericht bezwaar tegen inwilliging van het verzoek te hebben. ACZ stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 Rv. De kantonrechter heeft niet geoordeeld dat het contactverbod alleen geldt in de situatie waarin [naam] lid is van ACZ en dat heeft ACZ met haar reconventionele vordering ook niet beoogd. Er is dus geen sprake van dat de kantonrechter het gevorderde contactverbod heeft uitgebreid.

2..De beoordeling

2.1.
De kantonrechter is van oordeel dat in het vonnis van 19 november 2021 sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 lid 1 Rv, die zich voor eenvoudig herstel leent.
2.2.
ACZ heeft in reconventie gevorderd “[eisers] te verbieden, bij vonnis, om na betekening van het vonnis met leden, trainers en vrijwilligers in contact te treden, zolang het lidmaatschap van [naam] van ACZ voortduurt”.
2.3.
[eisers] stellen terecht dat de kantonrechter de duur van de in reconventie gevorderde contactverboden heeft willen beperken, maar daarbij over het hoofd heeft gezien dat door de gekozen formulering meer wordt toegewezen dan gevorderd in de situatie dat het lidmaatschap van [naam] binnen twee jaar na het vonnis eindigt. In die situatie geldt op grond van het vonnis immers nog gedurende enige tijd een contactverbod, in elk geval voor [naam eiser 2] en als het lidmaatschap binnen één jaar eindigt ook voor [naam eiser 1]. De vordering in voorwaardelijke reconventie is, anders dan ACZ zonder nadere toelichting stelt, echter onmiskenbaar zo geformuleerd dat uitsluitend een contactverbod gedurende het lidmaatschap van [naam] wordt gevorderd.
2.4.
Ter verduidelijking en verbetering zal de kantonrechter aan overweging 5.19 de volgende zin toevoegen: “Beide contactverboden gelden uitsluitend indien [naam] lid is van ACZ”. De hierop gebaseerde beslissingen (6.4 en 6.5 van het vonnis) zullen in dezelfde zin worden aangepast.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat het vonnis van 19 november 2021 in de onderhavige zaak als volgt wordt gewijzigd:
a. a) overweging 5.19 komt te luiden:
“De kantonrechter acht het te vergaand om aan [eisers] een verbod op te leggen dat gedurende het gehele verdere lidmaatschap van [naam] en daarmee voor onbepaalde tijd en mogelijk zeer langdurig zal gelden. Wel heeft ACZ er recht op en belang bij om voor bepaalde tijd gevrijwaard te blijven van verdere confrontaties met [eisers]. Gelet hierop en bij afweging van de betrokken belangen zal de kantonrechter [naam eiser 2] verbieden om vanaf heden voor de duur van twee jaar met leden, train(st)ers en vrijwilligers van ACZ in contact te treden, op straffe van een dwangsom die de kantonrechter zal matigen tot € 250,- per keer dat zij dat verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,-. [naam eiser 1] wordt eenzelfde verbod opgelegd, met dien verstande dat de termijn van het verbod in zijn geval wordt bepaald op één jaar, nu de toonzetting van zijn berichten, hoewel soms onbehoorlijk, meer zakelijk van aard is. Beide contactverboden gelden uitsluitend indien [naam] lid is van ACZ.
ACZ heeft niet gevorderd deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.”;
b) de beslissing onder 6.4 komt te luiden:
“verbiedt [naam eiser 2] om vanaf heden, voor de duur van twee jaar en indien [naam] lid is van ACZ, met leden, train(st)ers en vrijwilligers van ACZ in contact te treden, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat zij dat verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,-”;
c) de beslissing onder 6.5 komt te luiden:
“verbiedt [naam eiser 1] om vanaf heden, voor de duur van één jaar en indien [naam] lid is van ACZ, met leden, train(st)ers en vrijwilligers van ACZ in contact te treden, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat hij dat verbod overtreedt, met een maximum van € 10.000,-”;
3.2.
bepaalt dat deze verbeteringen onder vermelding van de datum 11 maart 2022 worden vermeld op de minuut van het vonnis van 19 november 2021;
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet al hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 19 november 2021 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank, kamer voor kantonzaken, te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, kantonrechter, in aanwezigheid van mr. L.S. van Westen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2022.
53694/34971