ECLI:NL:RBROT:2022:2855
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechter na eindbeslissing in kort geding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2022 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 7 april 2022, na een eindbeslissing die door de rechter, mr. M. Verkerk, was gegeven in een kort geding op 28 februari 2022. De procedure waar het wrakingsverzoek betrekking op had, was een kort geding tegen mr. P. Hanenberg, de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, met kenmerk 9642521 / VV EXPL 22-30.
De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Echter, op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter die al een einduitspraak heeft gedaan, niet meer gewraakt worden. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek de zaak niet meer behandelde. De rechtbank verklaarde dat het doel van wraking niet meer kon worden bereikt, aangezien de behandeling van de zaak al was geëindigd met de eindbeslissing.
De wrakingskamer was niet overtuigd door de argumenten van de verzoeker dat de vervroegde uitspraak van de rechter de schijn van inperking van het wrakingsverzoek had. De kantonrechter had aangegeven dat de vervroegde uitspraak noodzakelijk was om te voorkomen dat de beroepstermijn van de verzoeker zou verstrijken. De rechtbank verklaarde de verzoeker daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. M. Verkerk.