ECLI:NL:RBROT:2022:2854

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
635788 / HA RK 22-321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoekers, die procedeerden in persoon, hebben een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R. van den Wildenberg, rechter in opleiding, naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 25 maart 2022 in een civielrechtelijke procedure tussen Stichting [naam stichting] en verzoekers. Verzoekers voerden aan dat de rechter de gemachtigde van de wederpartij vaker het woord gaf en hen afkapte, wat volgens hen duidde op vooringenomenheid. De rechter heeft echter betwist dat er sprake was van partijdigheid en stelde dat beide partijen gelijkwaardig aan het woord zijn geweest. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverden. De rechter had het dossier goed bestudeerd en de zitting benut om onduidelijkheden op te helderen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek ongegrond was en wees het af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/635788 / HA RK 22-321
Beslissing van 15 april 2022
op het verzoek van
[naam verzoekster]
en
[naam verzoeker],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
procederende in persoon,
strekkende tot wraking van:
mr. R. van den Wildenberg, rechter in opleiding in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 25 maart 2022 heeft ten overstaan van de rechter de mondelinge behandeling (zitting) plaatsgevonden in de civielrechtelijke procedure tussen Stichting [naam stichting] (hierna: [naam stichting] ) en verzoekers. Die procedure draagt als kenmerk 9711203 \ CV EXPL 22-829.
Per e-mail van 28 maart 2022 hebben verzoekers wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoekers en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 4 april 2022.
Op de zitting van 7 april 2022, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoekers en de rechter.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek hebben verzoekers - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2022 werd de gemachtigde van [naam stichting] vaker in de gelegenheid gesteld om het woord te voeren dan verzoekers. Op de momenten dat verzoekers het woord voerden, werden zij steeds afgekapt door de rechter. Als gevolg daarvan hebben verzoekers hun standpunt niet voldoende kunnen toelichten. Verder maakte de rechter bij aanvang van de mondelinge behandeling, nog voordat verzoekers hun standpunt konden toelichten, al duidelijk dat zij voorlopig van oordeel was dat de door [naam stichting] ingestelde provisionele vordering toegewezen zou kunnen worden. Verzoekers geven verder aan dat zij in het nadeel waren omdat zij geen gemachtigde/advocaat hadden. Advocaten en rechters kennen elkaar volgens verzoekers. Tot slot stellen verzoekers zich op het standpunt dat de rechter de stukken die zij in het geding hebben gebracht niet goed heeft gelezen en daar ook onvoldoende aandacht aan heeft besteed tijdens de mondelinge behandeling.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Beide partijen zijn ongeveer evenveel aan het woord geweest en beide partijen hebben de aandacht van de rechter gehad. De rechter heeft aandacht gehad voor het feit dat verzoekers geen gemachtigde/advocaat hadden. Zij had overigens de advocaat van [naam stichting] niet eerder gezien. Op momenten dat verzoekers door de rechter en de gemachtigde van [naam stichting] heen praatten, heeft de rechter aangegeven dat verzoekers een reactie konden geven als de wederpartij was uitgepraat. Dat verzoekers soms werden onderbroken door de rechter had als reden dat verzoekers niet altijd een concrete reactie of een concreet antwoord gaven op vragen van de rechter. Door verzoekers te onderbreken, hun reactie samen te vatten en weer terug te keren naar haar initiële vraag, trachtte de rechter het gesprek te stroomlijnen. Aan het begin van de zitting heeft de rechter aangegeven eerst de provisionele vordering te willen behandelen en hierover wat meer vragen aan [naam stichting] gesteld. Om te proberen partijen nader tot elkaar te laten komen, heeft de rechter een voorlopig oordeel gegeven over de provisionele vordering. Verder heeft de rechter over een aantal onderwerpen, voor zover haar de standpunten van verzoekers duidelijk waren, geen nadere vragen gesteld aan verzoekers. Bij aanvang van de zitting heeft de rechter in dit verband te kennen gegeven dat zij het dossier goed had gelezen en de zitting wenste te benutten om onduidelijkheden op te helderen en om te kijken naar een oplossing.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoekers geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door verzoekers aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Verzoekers hebben dat ook niet gesteld.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekers geuite vrees dat de rechter jegens hen een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekers van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5.
Het standpunt van verzoekers dat de gemachtigde van [naam stichting] tijdens de mondelinge behandeling vaker in de gelegenheid werd gesteld om het woord te voeren dan verzoekers, vindt geen steun in het proces-verbaal dat van de mondelinge behandeling is opgemaakt. Integendeel, uit dit proces-verbaal, waarvan de juistheid door verzoekers niet is bestreden, blijkt dat partijen ongeveer evenveel aan het woord zijn geweest. Het enkele feit dat de rechter over een bepaald onderwerp meer vragen stelt aan de ene partij dan aan de andere, brengt op zichzelf geen vooringenomenheid van de rechter met zich. Vragen dienen er vaak toe om een verduidelijking te krijgen over stellingen van een bepaalde partij, omdat de rechter een nadere toelichting nodig vindt. Dat een rechter een partij soms afkapt leidt evenmin tot het oordeel dat sprake is van vooringenomenheid. Het is aan de rechter die de zaak behandelt om het verloop van de zitting en de regie te bepalen en om de orde tijdens de zitting te bewaken. Daarbij staat het de rechter vrij om partijen te onderbreken.
3.6.
Uit het proces-verbaal blijkt voorts niet dat de rechter direct bij aanvang van de zitting aan partijen heeft medegedeeld dat zij de door [naam stichting] ingestelde provisionele vordering zou toewijzen. Pas op pagina 4 van het proces-verbaal staat vermeld dat de rechter partijen duidelijkheid wil geven en dat zij voorlopig van oordeel is dat de provisionele vordering toewijsbaar is. Een voorlopig oordeel dient er ook toe om te kijken of partijen tot een schikking of een onderlinge oplossing bereid zijn. Aan het geven van het voorlopig oordeel voorafgaand hebben partijen, voor zover de rechter dit nodig achtte, de gelegenheid gehad hun standpunten nader toe te lichten.
3.7.
Verzoekers verwijten de rechter verder nog dat zij het dossier niet goed heeft bestudeerd omdat niet alle onderwerpen die verzoekers naar voren hebben gebracht zijn besproken. Daarnaast heeft de rechter volgens verzoekers niet aan alle in het geding gebrachte stukken aandacht besteed. Nog daargelaten dat het niet volledig bestuderen van het dossier niet kan leiden tot het oordeel dat de rechter partijdig is, is niet vast komen te staan dat de rechter het dossier niet goed heeft bestudeerd. De rechter heeft partijen aan het begin van de zitting duidelijk gemaakt dat zij het dossier goed had bestudeerd en dat zij de zitting wilde benutten om onduidelijkheden op te helderen. Dit impliceert dat de rechter geen vragen stelt over onderwerpen die haar duidelijk zijn. Ook in dit verband geldt dat het aan de rechter is om het verloop van de zitting en de regie te bepalen.
3.8.
Uit het proces-verbaal komt naar voren dat verzoekers op de zitting wel degelijk de gelegenheid hebben gekregen hun standpunt naar voren te brengen. Niet blijkt dat verzoekers slechter door de rechter zijn behandeld, doordat zij niet en [naam stichting] wel over een gemachtigde beschikten. De enkele stelling dat rechters advocaten voortrekken omdat ze deze kennen, is niet onderbouwd door verzoekers.
3.9.
Wat hiervoor is overwogen, leidt tot het oordeel dat het verzoek ongegrond is en daarom zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. R. van den Wildenberg.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. drs. E. van Schouten en mr. K.A. Baggerman, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. K.A. Baggerman in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022 in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.