ECLI:NL:RBROT:2022:2850

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
635301 / HA RK 22-286
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. E. Rabbie
  • mr. S.C.C. Hes-Bakkeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en misbruik van wrakingsinstrument in bestuursrechtelijke procedures

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in het kader van tien bestuursrechtelijke verzetsprocedures. De verzoeker had verzocht om de rechter, mr. P. Vrolijk, te wraken, omdat deze had besloten om de verzetszaken gezamenlijk te behandelen in plaats van afzonderlijk. De verzoeker stelde dat deze beslissing onterecht was en dat hij door de omstandigheden niet in staat was om zich van rechtsbijstand te voorzien. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaken gezamenlijk te behandelen een processuele beslissing was, genomen binnen de bevoegdheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Bovendien werd vastgesteld dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat leidde tot de conclusie dat hij misbruik maakte van het wrakingsinstrument. De rechtbank besloot dat verdere wrakingsverzoeken van de verzoeker in de genoemde procedures niet meer in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 635301 / HA RK 22-286
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 31 maart 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. P. Vrolijk, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Bij deze rechtbank zijn tien door verzoeker ingediende bestuursrechtelijke verzetsprocedures in behandeling, met de volgende zaaknummers ROT 20/820, ROT 20/2874, ROT 20/2881, ROT 20/4845, ROT 20/5683, ROT 20/6837, ROT 20/5588, ROT 21/868, ROT 21/2709 en ROT 20/4424.
1.2
Bij brief van 25 februari 2022 heeft de rechtbank verzoeker uitgenodigd voor een zitting op 18 maart 2022.
1.3
Op 16 maart 2022 heeft verzoeker de rechter verzocht om de behandeling van de verzetten afzonderlijk van elkaar te behandelen. Bij brief van 17 maart 2022 heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen.
1.4
Verzoeker heeft op 17 maart 2022 wraking van de rechter verzocht.
1.5
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de dossiers van de hiervoor omschreven procedures.
1.6
In de procedure met zaaknummer ROT 20/4424 heeft de wrakingskamer reeds op 21 maart 2022 een beslissing genomen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek, omdat in die zaak bij een eerdere wrakingsbeslissing was bepaald dat nieuwe wrakingsverzoeken niet in behandeling zouden worden genomen.
1.7
Verzoeker, de rechter, de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV), de Sociale Verzekeringsbank, de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Autoriteit Persoonsgegevens zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
1.8
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 22 maart 2022.
1.9
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van 31 maart 2022, zijn verzoeker en de rechter verschenen. Verzoeker heeft aan de hand van pleitaantekeningen zijn verzoek nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Verzoeker heeft aan zijn verzoek – verkort en zakelijk weergegeven – de volgende wrakingsgrond ten grondslag gelegd.
De rechter heeft besloten om de tien verzetszaken tegen verscheidene separate bestuursorganen in een gezamenlijk verzetszitting af te doen. Gelet op de leeftijd van verzoeker en gezien de onmogelijkheid om de zaken aan een ander over te dragen, had de rechter moeten besluiten om de zaken afzonderlijk te behandelen. Verzoeker heeft door onrechtmatig handelen van de bestuursorganen geen middelen om zich van rechtsbijstand te voorzien noch middelen voor een eigen bijdrage.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker aan de hand van zijn pleitaantekeningen extra wrakingsgronden aan het verzoek toegevoegd.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt. De beslissing van de rechter om de tien verzetszaken niet afzonderlijk, maar gezamenlijk te behandelen betreft een processuele beslissing, genomen binnen de haar gegeven bevoegdheid daartoe. Vanwege proceseconomische redenen heeft de rechter ervoor gekozen om deze zaken gezamenlijk te behandelen. Verzoeker heeft geen omstandigheden aangevoerd die zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is.
3.5
Aan de door verzoeker ter zitting naar voren gebrachte wrakingsgronden gaat de wrakingskamer voorbij, omdat deze niet voldoen aan de eisen van artikel 8:16, lid 1 en lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, te weten dat het verzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden (lid 1) en dat alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen (lid 3).
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond, zodat het wordt afgewezen.
3.7
De wrakingskamer voegt daaraan nog het volgende toe. Verzoeker heeft de afgelopen jaren verscheidene wrakingsverzoeken tegen verscheidene rechters ingediend. De wrakingskamer is tot de conclusie gekomen dat verzoeker oneigenlijk gebruik en daarmee misbruik maakt van het wrakingsinstrument. Dat geldt ook in deze zaak, waarin het wrakingsinstrument – niet voor het eerst – feitelijk is gebruikt als een hogerberoepsinstrument. Op deze grond zal de wrakingskamer met toepassing van artikel 8:18 lid 4 van de Awb bepalen dat verdere verzoeken tot wraking in de procedures met kenmerk ROT 20/820, ROT 20/2874, ROT 20/2881, ROT 20/4845, ROT 20/5683, ROT 20/6837, ROT 20/5588, ROT 21/868 en ROT 21/2709 niet meer in behandeling worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. P. Vrolijk;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedures met kenmerk ROT 20/820, ROT 20/2874, ROT 20/2881, ROT 20/4845, ROT 20/5683, ROT 20/6837, ROT 20/5588, ROT 21/868 en ROT 21/2709 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is op 31 maart 2022 gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter,
mr. E. Rabbie en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, rechters in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier en op 13 april 2022 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-