ECLI:NL:RBROT:2022:2848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de Marktverordening Dordrecht en de Dienstenrichtlijn met betrekking tot standplaatsvergunningen voor markthandel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 april 2022, wordt de zaak behandeld van een eiser die een verzoek heeft ingediend om zich tijdelijk te laten vervangen op de zaterdagmarkt in Dordrecht. Dit verzoek werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De eiser, die vis verkoopt, had eerder toestemming gekregen om zich tijdelijk te laten vervangen, maar dit werd in het bestreden besluit niet geaccepteerd. De rechtbank onderzoekt of de Dienstenrichtlijn van toepassing is op de Marktverordening van Dordrecht en of de afwijzing van het verzoek van de eiser in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de toepassing van de Beleidsregel niet onevenredig is in verhouding tot de met de te dienen doelen. De rechtbank biedt de verweerder de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen binnen zes weken na de verzending van deze tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van bijzondere omstandigheden, zoals de ziekte van een familielid, in het kader van vergunningverlening voor markthandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/476
tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van de meervoudige kamer van 11 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen-Scheppink,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder,

gemachtigde: mr. B. van Leeuwen en mr. D.C. Alblas.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om zich tijdelijk te mogen laten vervangen op de zaterdagmarkt in Dordrecht door [naam 1] afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2021 bij de enkelvoudige kamer van deze rechtbank. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de zaak doorverwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Verweerder heeft op 1 februari 2022 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Op 22 februari 2022 is het onderzoek ter zitting heropend. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens verweerder zijn ook [naam 2] en [naam 3] verschenen.

Overwegingen

1.1.
Eiser verkoopt vis. Bij besluit van 9 oktober 2013 heeft verweerder eiser een standplaatsvergunning verleend voor een marktstandplaats in de gemeente Dordrecht voor de zaterdagmarkt. De vergunninghouder neemt de hem toegewezen standplaats persoonlijk in
.Met ingang van 19 januari 2019 heeft verweerder, in het kader van gemaakte werkafspraken, eiser toestemming gegeven om zich op de zaterdagmiddagen van 13:30 tot 17:30 te laten vervangen, zodat hij ook naar de markt in Rotterdam-West kan.
1.2.
Eiser heeft op 14 mei 2020 een verzoek ingediend om zich op de zaterdagmarkt in Dordrecht te laten vervangen door [naam 1]. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat eiser zijn vader op een markt in Brabant wil vervangen. Zijn vader is op leeftijd en heeft gezondheidsproblemen, waardoor een besmetting met het coronavirus fataal kan zijn.
2. Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (de Dienstenrichtlijn) niet van toepassing is, omdat geen sprake is van een vergunningstelsel dan wel een verboden eis in de zin van de richtlijn. Dat betekent dat de Marktverordening gemeente Dordrecht (de Marktverordening) niet aan de Dienstenrichtlijn hoeft te worden getoetst. Van onverbindendheid van bepalingen uit de Marktverordening wegens strijd met de Dienstenrichtlijn kan dan ook geen sprake zijn. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het verzoek tot vervanging van eiser in overeenstemming met de Beleidsregel uitwerking bijzondere omstandigheden van artikel 13, derde lid, van de Marktverordening gemeente Dordrecht (de Beleidsregel) is geweigerd, aangezien de ziekte van eisers vader moet worden aangemerkt als een omstandigheid die voortvloeit uit de bedrijfsvoering van een onderneming. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan tijdelijke vervanging is toegestaan is dan ook geen sprake. Voorts stelt verweerder dat toepassing van de Beleidsregel niet tot onevenredige gevolgen leidt, omdat de goede kwaliteit, vakkennis en betrokkenheid van marktondernemers van de Dordtse markt mede is bereikt door strikte regelgeving, waarin onder meer persoonlijke aanwezigheid, de mogelijkheid tot overname en het handhaven van een wachtlijst zijn vastgelegd. Daarbij acht verweerder van belang dat met eiser maatwerkafspraken zijn gemaakt en dat meerdere ondernemers kampen met de gevolgen van de coronamaatregelen. Honorering van het verzoek zou dan ook ongewenste precedentwerking tot gevolg kunnen hebben.
3. Eiser heeft allereerst aangevoerd dat er wel sprake is van een vergunningstelsel als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van de Dienstenrichtlijn. Om de dienst uit te kunnen voeren, dient eiser te beschikken over een standplaatsvergunning en dient de standplaats persoonlijk te worden ingenomen. Dit is een specifieke eis met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit. Als eiser niet aan deze eisen voldoet, wordt er handhavend opgetreden. Met andere woorden: het niet voldoen aan de gestelde eisen leidt ertoe dat toegang tot de dienst onmogelijk wordt gemaakt, althans daarmee wordt de toegang tot de dienst in ieder geval geraakt dan wel beperkt. Artikel 13 van de Marktverordening en de Beleidsregel waar verweerder zich op baseert zijn onverbindend wegens strijd met de Dienstenrichtlijn. De beperkte mogelijkheid voor een standplaatshouder zich te laten vervangen ziet op de toegang dan wel uitoefening van een dienstenactiviteit. De eisen die in artikel 13 van de Marktverordening worden gesteld, voldoen niet aan de vereisten van noodzakelijkheid en evenredigheid die in artikel 9, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn aan een vergunningstelsel worden gesteld. Daarnaast is het begrip ‘bijzondere omstandigheden’ waar in de Marktverordening over wordt gesproken niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 10 van de Dienstenrichtlijn omdat geen sprake is van een duidelijk, ondubbelzinnig en objectief en transparant begrip.
Subsidiair stelt eiser dat wel sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in verweerders beleid nu het verzoek tot vervanging is ingegeven door de ziekte van eisers vader. Dit valt onder familieomstandigheden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Procesbelang
4.2.
De rechtbank ziet zich, gelet op het in het verweerschrift van 1 februari 2022 door verweerder ingenomen standpunt, allereerst gesteld voor de vraag of eiser nog een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Het verzoek om vervanging is gedaan vanwege het gevaar van een coronabesmetting voor de vader van eiser. Anders dan verweerder stelt moet het verzoek van eiser om zich te laten vervangen ruimer worden opgevat dan alleen vervanging gedurende de coronacrisis. Eiser heeft ter zitting verklaard dat de medische situatie van zijn vader niet verbeterd is, eerder verslechterd, en dat hij zich ook nu nog wenst te laten vervangen zodat hij zelf de plaats van zijn vader kan innemen. Gelet hierop heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank een belang bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
Is de Dienstenrichtlijn van toepassing?
4.3.
.De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiser op de Dienstenrichtlijn uitsluitend ziet op artikel 13, derde lid, van de Marktverordening en de daarop gebaseerde Beleidsregel.
4.4.
Dat het verkopen van vis een dienst is in de zin van de Dienstenrichtlijn is tussen partijen niet in geschil.
4.5.
Onder vergunningstelsel moet gelet op artikel 4, zesde lid, van de Dienstenrichtlijn worden volstaan: elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formele of stilzwijgende beslissing over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit.
De rechtbank is van oordeel dat het vergunningstelsel in de Marktverordening om een standplaatsvergunning te verkrijgen onder de Dienstenrichtlijn valt. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of het stelsel van vervanging, zoals opgenomen in artikel 13 van de Marktverordening, een vergunningstelsel is dat onder de Dienstenrichtlijn valt.
4.6.
De standplaatsvergunning regelt de toegang tot de dienstenactiviteit van het verkopen van vis. De bepaling dat in geval van vakantie of bijzondere omstandigheden de standplaats mogelijk kan worden ingenomen door een vervanger kan niet los worden gezien van de standplaatsvergunning. Immers, deze bepaling ziet op het afwijken van de aan de standplaatsvergunning verbonden voorwaarde dat de vergunninghouder zijn standplaats persoonlijk moet innemen. De mogelijkheid voor de standplaatshouder om zich te laten vervangen, ziet weliswaar niet op de toegang tot een dienstenactiviteit, maar wel op de uitoefening daarvan. Indien de standplaatshouder zich zonder toestemming laat vervangen en niet persoonlijk zijn standplaats inneemt, kan verweerder handhavend optreden, waardoor de toegang tot de dienst kan worden ontzegd. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank dan ook artikel 13 van de Marktverordening deel van een vergunningstelsel in de zin van artikel 4, zesde lid, van de Dienstenrichtlijn.
4.7.
Uit het onder 4.6. overwogene volgt dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is op artikel 13, derde lid, van de Marktverordening en daarmee op de procedure om de marktstandplaats te laten innemen door een vervanger. Primair stelt eiser zich op het standpunt dat artikel 13, derde lid, van de Marktverordening niet voldoet aan de artikelen 9 en 10 van de Dienstenrichtlijn.
Artikel 9 Dienstenrichtlijn
4.8.
Op grond van artikel 9 van de Dienstenrichtlijn is het vergunningstelsel niet discriminerend, gerechtvaardigd om dwingende reden van algemeen belang en kan het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt. Eiser meent dat artikel 13, derde lid, van de Marktverordening en de Beleidsregel niet gerechtvaardigd zijn op grond van het algemeen belang en dat het ook niet evenredig is dat het slechts in beperkte gevallen is toegestaan dat de standplaatshouder zich laat vervangen.
4.9.
De Marktverordening van verweerder bevat geen toelichting. Verweerder heeft in het bestreden besluit en in het verweerschrift van 28 oktober 2021 uiteengezet dat de persoonlijke aanwezigheid van de standplaatsvergunninghouder in het kader van goed ondernemerschap van groot belang wordt geacht, mede om het niet handelen voor eigen rekening en risico en de doorverhuur van standplaatsen te voorkomen. De aanwezigheidsplicht is er ook op gericht om illegale praktijken tegen te gaan en om te voorkomen dat grote bedrijven via tussenpersonen op grote schaal hun spullen op de markt ‘dumpen’ ten koste van de echte, kleinschalige marktondernemers. Handhaving van deze voorwaarde draagt bij aan een ondernemersvriendelijkere, veiligere en consumentvriendelijkere markt, aldus het verweerschrift. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hoewel deze passage ziet op de bijzondere omstandigheden in de zin van de Beleidsregel, hieruit ook volgt dat sprake is van dwingende redenen van algemeen belang.
4.10.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. Het tegengaan van illegale praktijken en het beschermen van de kleine marktondernemer zijn dwingende redenen van algemeen belang als bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Gelet op deze belangen is het ook niet onevenredig te verlangen dat de standplaatshouder zelf de standplaats in neemt en dat de vervanging van de vergunninghouder van een standplaats aan regels is gebonden. Artikel 13, derde lid, van de Marktverordening is dan ook niet in strijd met artikel 9 van de Dienstenrichtlijn.
Artikel 10 Dienstenrichtlijn
4.11.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn moet een vergunningstelsel voor dit soort dienstenactiviteiten gebaseerd zijn op criteria die beletten dat de bevoegde instantie haar beoordelingsvrijheid op willekeurige wijze uitoefent. Op grond van het tweede lid, onder d, e en f, van dit artikel moeten deze criteria duidelijk en ondubbelzinnig, objectief en vooraf openbaar bekend zijn gemaakt. Artikel 10 verzet zich dus in beginsel niet tegen een vergunningsvoorwaarde bij de toepassing waarvan het bevoegd gezag beoordelingsruimte toekomt. Wel vereist het Unierecht in een dergelijk geval dat vooraf duidelijk is onder welke omstandigheden aan die vergunningsvoorwaarde wordt voldaan (zie punt 58 uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:288, Libert). De Dienstenrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie staan er niet aan in de weg dat die specificatie plaatsvindt op bestuurlijk niveau, bijvoorbeeld in een beleidsregel of blijkens een vaste bestuurspraktijk
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 13, derde lid, van de Marktverordening voldoende duidelijk en ondubbelzinnig is. Daarnaast heeft verweerder in zijn Beleidsregel voldoende duidelijk en concreet uiteengezet wat onder ‘bijzondere omstandigheden’ zoals geformuleerd in artikel 13, derde lid, van de Marktverordening moet worden volstaan.
4.13.
Gelet op het voorgaande is het stelsel om alleen in het geval van vakantie of bijzondere omstandigheden de standplaats te laten innemen door een vervanger niet in strijd met artikel 10 van de Dienstenrichtlijn. Dit betekent dat artikel 13, derde lid, van de Marktverordening en de Beleidsregel niet buiten toepassing dienen te worden gelaten.
Bijzondere omstandigheden
4.14.
Eiser stelt dat er wel sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in verweerders Beleidsregel.
4.15.
Verweerder heeft de bijzondere omstandigheden als genoemd in artikel 13, derde lid, van de Marktverordening verder uitgewerkt in de Beleidsregel. Verweerder heeft in artikel 1 van de Beleidsregel een limitatieve opsomming gegeven van wat onder bijzondere omstandigheden moet worden verstaan. Ziekte van een familielid, waar eiser zich op beroept, valt hier niet onder. Op grond van artikel 2 van de Beleidsregel vallen onder bijzondere omstandigheden geen omstandigheden die voortvloeien uit de bedrijfsvoering van de onderneming van de vergunninghouder.
4.16
Verweerder moet op grond van artikel 4:84 van de Awb handelen overeenkomstig zijn beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de te dienen doelen. Zoals volgt uit de vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840), kunnen omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet alleen al daarom buiten beschouwing worden gelaten. Het bestuursorgaan moet aan de hand van alle omstandigheden van het geval nagaan of zich bijzondere omstandigheden voordoen in de zin van 4:84 van de Awb. De rechtbank zal daarom beoordelen of de omstandigheden van eiser maken dat het afwijzen van het verzoek om zich te laten vervangen gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.17
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat de ziekte van eisers vader geen reden is om van de Beleidsregel af te wijken. De verwijzing naar de al gemaakte maatwerkafspraken, die overigens niet zien op de vervanging voor de gehele zaterdag, en de precedentwerking zijn daartoe onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de verwijzing naar de omstandigheid dat het verzoek voortvloeit uit de bedrijfsvoering van de onderneming, waarbij verweerder kennelijk doelt op artikel 2 van de Beleidsregel. De enkele omstandigheid dat eisers vader ook in de onderneming werkzaam is acht de rechtbank hiertoe onvoldoende.
4.18.
Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval de toepassing van de Beleidsregel niet onevenredig is in verhouding tot de met de te dienen doelen en het bestreden besluit dan ook is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb.
4.19.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de gebreken van de beslissingen op bezwaar kunnen worden hersteld op zes weken, te rekenen vanaf de dag van verzending van deze tussenuitspraak.
4.20.
Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder zitting uitspraak doen op het beroep.
4.21.
De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
4.22.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. W.P.M. Jurgens en mr. J.J. Turenhout, leden, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 11 april 2022.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: wettelijk kader

De Dienstenrichtlijn
Artikel 4
Definities
6) „vergunningstelsel”: elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging
van een formele of stilzwijgende beslissing over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit;
7) „eis”: elke verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten of voortvloeiend uit de rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere beroepsorganisaties, die deze in het kader van de hun
toegekende juridische bevoegdheden hebben vastgesteld; regels vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten waarover door de sociale partners is onderhandeld, worden als
zodanig niet als eisen in de zin van deze richtlijn beschouwd;
Artikel 9
Vergunningstelsels
1. De lidstaten stellen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking
jegens de betrokken dienstverrichter;
b) de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.
Artikel 10
Vergunningsvoorwaarden
1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a. a) niet-discriminatoir;
b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen
belang;
c) evenredig met die reden van algemeen belang;
d) duidelijk en ondubbelzinnig;
e) objectief;
f) vooraf openbaar bekendgemaakt;
g) transparant en toegankelijk.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel , tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
De Marktverordening gemeente Dordrecht
Artikel 4 Vergunningen
1. Het is verboden op een markt zonder vergunning voor een vaste standplaats of dagplaats van het college een standplaats voor het uitoefenen van markthandel in te nemen.
Artikel 13 Persoonlijk innemen standplaats; vervanger
1. De houder van een vergunning voor een vaste standplaats neemt de hem toegewezen standplaats persoonlijk in.
2. De vergunninghouder neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in.
3. In geval van vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college toestaan dat de standplaats wordt ingenomen door een vervanger.
De Beleidsregel uitwerking bijzondere omstandigheden van artikel 13,lid 3 Marktverordening gemeente Dordrecht
Artikel 1
Onder 'bijzondere omstandigheden' worden in artikel 13 lid 3 van de Marktverordening gemeente Dordrecht de volgende zaken verstaan:
•Zwangerschap van de vergunninghouder.
•Bevalling van de partner (geboorte zoon/dochter).
•Huwelijk van de vergunninghouder zelf of zijn eigen, erkende of geadopteerde kinderen.
•Begrafenis van een overleden huisgenoot of een direct familielid.
Onder een direct familielid wordt verstaan een bloed- of aanverwant tot in de tweede graad van de rechte lijn en tot in de tweede graad van de zijlijn.
Bij een bloedverwant tot in de tweede graad van de rechte lijn gaat het om de:
• eigen, erkende of geadopteerde kinderen;
• ouders;
• grootouders;
• kleinkinderen;
• broers en zussen
van de vergunninghouder.
Bij een aanverwant tot in de tweede graad gaat het om de:
• eigen, erkende of geadopteerde kinderen en kleinkinderen;
• ouders;
• grootouders;
• broers en zussen van de echtgenoot of geregistreerde partner van de vergunninghouder; en
• echtgenoot of geregistreerde partner van deze broers en zussen
• Kraamverlof van twee dagen na de bevalling van partner.
• Onvoorziene persoonlijke omstandigheden die een onmiddellijke onderbreking van de arbeid vergen, zoals brand, inbraak, gesprongen waterleiding, als ook de opvang van een eigen, erkend of geadopteerd kind van de vergunninghouder dat plotseling ziek is geworden, om direct zaken te regelen ten einde de gevolgen van zo'n onvoorziene persoonlijke omstandigheid beheersbaar te maken.
Artikel 2
Onder 'bijzondere omstandigheden' in artikel 13, lid 3 van de Marktverordening gemeente Dordrecht vallen geen omstandigheden die voortvloeien uit de bedrijfsvoering van de onderneming van de vergunninghouder.