Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om naturalisatie van eiser, die slachtoffer was van huiselijk geweld. Eiser, geboren op [geboortedatum eiser] en met de Surinaamse nationaliteit, had op 21 juli 2020 een verzoek om naturalisatie ingediend, omdat hij drie jaar ongehuwd samenwoonde met een Nederlander. Het verzoek werd echter afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet was aangetoond dat de samenwoning met de voormalige partner was voortgezet na de indiening van het verzoek. Hierdoor voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor de verkorte termijn van naturalisatie zoals vastgelegd in artikel 8, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiser stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de wettelijke voorwaarden rechtvaardigden, met name zijn status als slachtoffer van huiselijk geweld. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiser niet als bijzonder genoeg werden beschouwd om af te wijken van de wettelijke vereisten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de procedure omtrent de verblijfsvergunning van eiser geen directe invloed had op de uitkomst van deze zaak. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond was.