ECLI:NL:RBROT:2022:2789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
10/306707-21 / TUL VV: 10/244378-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in woning en bedreiging met brandstichting met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 13 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en bedreiging met brandstichting. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 november 2021 opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van zijn vriendin in [plaats delict], gemeente Molenlanden. Hij heeft open vuur in aanraking gebracht met een kussen, waardoor een brand ontstond die gemeen gevaar voor de aanwezige goederen en levensgevaar voor de buren met zich meebracht. Daarnaast heeft hij de vriendin bedreigd door haar te vertellen dat hij haar huis in brand zou steken.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich te houden aan reclasseringstoezicht en deel te nemen aan een ambulante behandeling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van begeleiding en controle door de reclassering meegenomen. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd en zijn psychische problemen zijn van invloed op zijn gedrag. De rechtbank heeft de straf zodanig gematigd dat deze recht doet aan de ernst van de feiten, maar ook aan de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/306707-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/244378-18
Datum uitspraak: 13 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. K.J. Hoogerwerf, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en te bepalen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/244378-18.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 11 november 2021 te [plaats delict] , gemeente Molenlanden
opzettelijk
brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres delict] , door open vuur
in aanraking te brengen met een kussen en/ een stoel en een bank,
ten gevolge waarvan een kussen en een stoel en een bank
gedeeltelijk zijn verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor de in deze woning aanwezige goederen en de
belendende woningen (althans de aldaar aanwezige
goederen), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en
levensgevaar voor de in de belendende woningen aanwezige
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de belendende
woningen aanwezige personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
2
hij op 11 november 2021 te [plaats delict] , gemeente Molenlanden
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met
- brandstichting,
door de gaskraan open te draaien en (daarbij) die [naam slachtoffer] meermalen, dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je hele huis in de fik, voor je
thuis bent is het te laat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
de eendaadse samenloop van
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Feit 2
bedreiging met brandstichting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in de door zijn vriendin, aangeefster, gehuurde woning aan de [adres delict] te [plaats delict] , waar hij op dat moment samen met haar en haar twee honden woonde. Hij heeft een kussen aangestoken met een aansteker en heeft brand laten ontstaan in een bankstel en een stoel in de woonkamer. Aangeefster zelf was op dat moment niet aanwezig in de woning. De verdachte heeft van de brandstichting filmpjes gemaakt en deze met bedreigende teksten naar de aangeefster gestuurd, omdat zij geen geld naar hem wilde overmaken om wiet te kopen. De woning betreft een tussenwoning en in de aangrenzende woningen waren op het moment van de brand bewoners aanwezig. Door zijn handelen heeft verdachte een gevaarlijke en beangstigende situatie in het leven geroepen, waardoor levensgevaar voor bewoners van de aangrenzende woningen is ontstaan. Bovendien waren de honden van de aangeefster op het moment van de brand in de woonkamer en zijn goederen beschadigd. De gevolgen van de brand zijn gelukkig beperkt gebleven, mede doordat de verdachte zelf het vuur met water heeft gedoofd. Met dat laatste houdt de rechtbank rekening, maar dit neemt desondanks niet weg dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf, omdat de gevolgen van brandstichting tevoren niet te overzien zijn. Het risico dat de schade groter zou zijn en dat buren ernstig gewond zouden raken of zelfs het leven zouden verliezen was aanwezig. Daarnaast heeft de verdachte zijn vriendin bedreigd door haar een filmpje te sturen waarop hij de gaspitten in haar keuken opendraait en haar berichten stuurt waarin hij dreigt haar woning in brand te steken. Dit alles moet voor haar erg beangstigend zijn geweest en dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer vernieling en bedreiging.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op het door psycholoog [naam psycholoog] in het kader van een eerdere strafzaak met parketnummer 10/244378-18 over de verdachte opgemaakte rapport van 11 februari 2019. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid, een gemengde persoonlijkheidsstoornis (met een mengbeeld van schizotypische, vermijdende en antisociale trekken) en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Al deze stoornissen houden elkaar in stand en versterken elkaar. Door de combinatie van zijn cognitieve beperking en zijn kwetsbare persoonlijkheidsconstellatie, zullen bij te hoog oplopende stress of wanneer de situatie voor hem te complex wordt zijn copingvaardigheden tekortschieten en weet hij zich met de oplopende emoties geen raad. Hij raakt op die momenten ontregeld, hetgeen wordt versterkt wanneer hij onder invloed is van middelen (bij de verdachte met name cannabis en cocaïne, maar ook alcohol). Dit middelengebruik kan bij de verdachte als een zekere vorm van (gemankeerde) coping worden gezien, in een poging zijn gevoelens en gedachten te dempen en tot rust te krijgen. Te hoog oplopende stress en het gebruik van middelen leidt tot gevoelens van achterdocht, boosheid, maar ook angst en vervreemding en daardoor een neiging zich terug te trekken. Hij kan zijn gedachten moeilijk controleren, wat leidt tot toenemende onrust en verwarring en vervolgens alleen nog meer oplopende (interne) stress, waarbij ook de machteloosheid en frustratie steeds meer toenemen. Uiteindelijk is de verdachte onvoldoende in staat dergelijke gevoelens nog te controleren, hetgeen kan leiden tot acting out van agressieve impulsen. Daarom werd in die strafzaak door de psycholoog geadviseerd de verdachte de hem ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van GGZ Antes, afdeling reclassering, over de verdachte, gedateerd 21 februari 2022. Dit rapport houdt – samengevat – het volgende in.
De verdachte is bekend met een langdurige middelenafhankelijkheid en is na behandeling teruggevallen in cannabisgebruik. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van de verdachte als delictgerelateerd. In de optiek van de reclassering was er ten tijde van het tenlastegelegde bij de verdachte sprake van een beperkt probleemoplossend vermogen. Door het cannabisgebruik verliest de verdachte de realiteit en de controle over zichzelf. Er zijn aanwijzingen dat het middelengebruik een sterk negatief effect heeft op het psychosociaal functioneren van de verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering acht een ambulante behandeling geïndiceerd. Begeleiding en controle op middelengebruik acht de reclassering noodzakelijk om recidive te voorkomen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering en het volgen van de begeleidingsmodule Stap voor Stap, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De psychologische rapportage is relatief recent en er is reden om aan te nemen dat dezelfde psychische problematiek nog steeds aanwezig is bij de verdachte en ook bij deze strafbare feiten een rol heeft gespeeld. De rechtbank ziet daarom in de eerdere bevindingen van de psycholoog in combinatie met de huidige bevindingen van de reclassering aanleiding om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat voor de feiten zoals door de verdachte gepleegd in beginsel een gevangenisstraf van forse duur dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij nog in een proeftijd liep. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt in strafmatigende zin, naast de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, ook mee dat hij de brand na korte tijd zelf heeft geblust, dat hij inzicht heeft getoond in het gevaarzettende karakter van zijn handelen en zich gemotiveerd toont voor hulpverlening. Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er gezien de hiervoor beschreven psychische problematiek ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht en het volgen van de module Stap voor Stap, een ambulante behandelverplichting met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, de verplichting mee te werken aan middelencontrole en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 december 2020 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10/244378-18 is de verdachte ter zake van vernieling, bedreiging, smaad, belediging en diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 december 2020.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, zodat de verdachte zo spoedig mogelijk kan starten met ambulante behandeling.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Ook na het uitzitten van deze 10 dagen kan de verdachte aan zijn ambulante behandeling starten.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde maakt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd een afspraak bij Antes Reclassering, op het adres Hoge Bakstraat 44, 3311 WJ Dordrecht, telefoonnummer 088 358 3810. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en behandeling wanneer die geïndiceerd is, door Antes of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, bijvoorbeeld ingeval van een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder 1, 2 en 3 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
10 (tien) dagen, van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10/244378-18 aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 11 november 2021 te [plaats delict] , gemeente Molenlanden
opzettelijk
brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres delict] , door open vuur
in aanraking te brengen met een kussen en/of een stoel en/of een bank,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan een kussen en/of een stoel en/of een bank geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de in deze woning aanwezige goederen en/of de
naastgelegen/belendende woningen/panden (althans de aldaar aanwezige
goederen), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor de in de naastgelegen/belendende woningen/panden aanwezige
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de naastgelegen/belendende
woningen/panden aanwezige personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2021 te [plaats delict] , gemeente Molenlanden
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten in een woning, gelegen aan de [adres delict] ,
met dat opzet open vuur in aanraking heeft
gebracht met een kussen en/of een stoel en/of een bank, althans met een brandbare
stof,
en daarvan gemeen gevaar voor de in deze woning aanwezige goederen en/of de
naastgelegen/belendende woningen/panden (althans de aldaar aanwezige
goederen), in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor de in de naastgelegen/belendende woningen/panden aanwezige
personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de naastgelegen/belendende
woningen/panden aanwezige personen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 11 november 2021 te [plaats delict] , gemeente Molenlanden
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door de gaskraan open te draaien en/of (daarbij) die [naam slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen "ik steek je hele huis in de fik, voor je
thuis bent is het te laat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.