ECLI:NL:RBROT:2022:2775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
9542764 CV EXPL 21-37557
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen voertuigen op kruispunt met uitrit

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2022, gaat het om een aanrijding die plaatsvond op 27 juli 2021 te Zuidland. De eiseres, die in haar Toyota RAV 4 reed, was betrokken bij een aanrijding met de Peugeot 106 van de heer [persoon A]. De eiseres heeft de schade aan haar voertuig laten vaststellen door een schade-expertisebureau, dat de schade op € 5.216,60 inclusief BTW heeft vastgesteld. De gedaagde, de WA-verzekeraar van [persoon A], heeft aansprakelijkheid afgewezen. De eiseres vorderde betaling van de schade, expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres op een kruispunt voorrang had moeten verlenen aan [persoon A] op basis van artikel 15 lid 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De eiseres stelde dat zij al stil stond en dat [persoon A] te snel reed, maar de kantonrechter oordeelde dat de eiseres zelf aansprakelijk was voor de schade omdat zij niet aan haar voorrangsverplichting voldeed. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van het naleven van verkeersregels en de verantwoordelijkheden van bestuurders op kruispunten. De eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de gedaagde of [persoon A] volledig aansprakelijk was voor de aanrijding, waardoor haar vordering niet kon worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9542764 CV EXPL 21-37557
uitspraak: 1 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: H. van Hunnik van ARAG Rechtsbijstand,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ),
gedaagde,
gemachtigde: mr. N.J.C. Settels.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 november 2021 met bijlagen;
de conclusie van antwoord met bijlagen;
het tussenvonnis van 3 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2022.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Op 27 juli 2021 vond te Zuidland, op de Scheijdelveweg, een aanrijding plaats. Bij deze aanrijding waren betrokken de personenauto van [eiseres] , een Toyota RAV 4 met kenteken [kentekennummer 1] , en de personenauto van de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ), een Peugeot 106 met kenteken [kentekennummer 2] . [eiseres] en [persoon A] hebben een schadeformulier ingevuld.
2.2
[gedaagde] is de WA verzekeraar van [persoon A] .
2.3
[eiseres] heeft de schade aan de Toyota laten vaststellen door een schade expertisebureau. In het door dit bureau opgestelde expertiserapport is de schade vastgesteld op € 5.216,60 inclusief BTW.
2.4
De gemachtigde van [eiseres] heeft per e-mailbericht van 10 augustus 2021 [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de Toyota.
2.5
[gedaagde] heeft bij e-mail van 3 september 2021 aan de gemachtigde van [eiseres] te kennen gegeven dat aansprakelijkheid wordt afgewezen.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van:
  • i) de hoofdsom van € 5.216,60;
  • ii) de expertisekosten van € 85,-;
  • iii) de buitengerechtelijke incassokosten van € 847,-;
  • iv) de wettelijke rente over het sub (i) gevorderde vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
  • v) de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [persoon A] heeft geen voorrang verleend aan [eiseres] , terwijl zij van rechts kwam op een kruisende weg. [persoon A] heeft daardoor in strijd gehandeld met artikel 15 lid 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierdoor is een aanrijding ontstaan. De schade als gevolg van die aanrijding dient door [gedaagde] te worden vergoed.
3.3
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. [gedaagde] voert daartoe - voor zover van belang - het volgende aan. [eiseres] verliet een uitrit en had voorrang moeten verlenen aan [persoon A] . Dit heeft zij niet gedaan. [eiseres] is daarom zelf schuldig aan de aanrijding.

4..De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 15 lid 1 RVV 1990 moeten bestuurders op kruispunten voorrang verlenen aan voor hen van rechts komende bestuurders.
4.2
Op grond van artikel 54 RVV 1990 moeten bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren het overige verkeer voor laten gaan. Als bijzondere manoeuvre wordt in dit artikel onder meer genoemd het uit een uitrit de weg oprijden.
4.3
Een weg wordt als uitrit beschouwd indien deze weg een beperkte bestemming heeft en deze beperkte bestemming kenbaar is voor alle verkeersdeelnemers ter plaatse of indien deze weg ter hoogte van de aansluiting op de andere weg de fysieke kenmerken van een uitrit vertoont.
4.4
[eiseres] en [gedaagde] hebben foto’s in het geding gebracht van de situatie ter plaatse. Voorts heeft de kantonrechter ter zitting via Google Street View kennis genomen van de situatie ter plaatse en partijen hebben mee gekeken en opmerkingen kunnen maken. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] uit een weg kwam rijden met een beperkte bestemming. De weg waaruit [eiseres] kwam loopt namelijk enkel naar de [adres] (zijnde een bedrijfspand). De hoofdingang van het bedrijfspand is dichtbij de (kruisende) weg. De beperkte bestemming is daarmee zichtbaar voor alle verkeersdeelnemers ter plaatste.
4.5
Op grond van artikel 54 RVV 1990 had [eiseres] voorrang moeten verlenen aan [persoon A] . Dit heeft zij niet gedaan, zodat zij in beginsel zelf aansprakelijk is voor de ontstane schade aan haar auto.
4.6
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij al stil stond op de weg en [persoon A] zo snel reed dat zij niet meer terug kon. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt [eiseres] dat - ondanks dat zij voorrang had moeten verlenen aan [persoon A] - [persoon A] volledig schuld heeft aan de aanrijding en dat de schade voor zijn rekening dient te komen. Dat [persoon A] schuld heeft aan de aanrijding wordt door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Dit blijkt ook niet uit de door [eiseres] en [persoon A] ingevulde schadeformulieren. Op het schadeformulier heeft [eiseres] ingevuld dat ze de weg op reed en [persoon A] met een snelheid van 60 km per uur kwam aanrijden. Dat is weliswaar 10 km per uur boven de maximaal toegestane snelheid, maar enkel op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat [persoon A] schuld heeft aan het ontstaan van de aanrijding laat staan dat de schuld volledig bij hem ligt. [eiseres] heeft haar standpunt op dit punt niet (nader) onderbouwd of toegelicht. Haar standpunt dient dan ook te worden verworpen.
4.7
De door [eiseres] gevorderde schade wordt gelet op het voorgaande afgewezen. De daaraan gerelateerde vorderingen worden eveneens afgewezen.
4.8
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636