ECLI:NL:RBROT:2022:2772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
10/141728-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarige wegens gebrek aan overtuigend bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam voort uit een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die stelde dat de verdachte ontuchtige handelingen had verricht met haar dochter. De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder en het slachtoffer kritisch beoordeeld, evenals het technisch bewijs dat was verzameld. Hoewel er DNA van de verdachte was aangetroffen, kon de rechtbank niet vaststellen hoe dit DNA op de betrokken plekken was gekomen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de moeder niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen, vooral gezien de kwetsbaarheid van kinderen en de mogelijkheid van suggestieve bevraging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zonder redelijke twijfel kon worden veroordeeld en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/141728-21
Datum uitspraak: 12 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op datzelfde adres,
raadsman mr. O.P. Kuit, advocaat te ’s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met partiële vrijspraak van het bijten in de billen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaar. Voorts vordert zij dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, alsmede een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer 1] en haar moeder [naam slachtoffer 2] .

4..Vrijspraak

4.1.
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ) heeft aangifte gedaan tegen de verdachte, destijds haar partner, van het plegen van ontucht met haar minderjarige dochter [naam slachtoffer 1] (hierna: [voornaam slachtoffer 1] ). [voornaam slachtoffer 1] heeft aan haar moeder verteld dat de verdachte aan haar vagina heeft gelikt en in haar billen heeft gebeten. De aangifte wordt ondersteund door technisch bewijs, nu uit NFI-rapportages blijkt dat er speeksel en Y-chromosomaal DNA van de verdachte (of van een aan hem in de mannelijke lijn verwante man) is aangetroffen bij de binnenste schaamlippen en de voorhof van [voornaam slachtoffer 1] . Speeksel komt niet op deze plekken wanneer slechts over de onderbroek in de billen is gebeten. De verklaring van de verdachte dat hij enkel in de billen van [voornaam slachtoffer 1] heeft gebeten, is daarom volstrekt ongeloofwaardig en onaannemelijk.
4.1.2.
Beoordeling
Informatief gesprek
Op 30 juli 2020 heeft [naam slachtoffer 2] tijdens een informatief gesprek met de politie het navolgende verklaard.
Op 29 juli 2020 omstreeks 19:30 uur is [naam slachtoffer 2] vertrokken uit haar woning. Haar 5-jarige dochtertje [voornaam slachtoffer 1] en haar vriend, de verdachte, bleven achter. Toen [naam slachtoffer 2] omstreeks 20.00 uur weer de woning binnenkwam zag zij dat [voornaam slachtoffer 1] onder een
dekentje zat op de bank en dat de verdachte ook een kleedje over zich heen trok, vooral
over zijn kruis. De verdachte zat met een ontbloot bovenlijf op de bank en droeg een joggingbroek. Zo zat hij ook toen [naam slachtoffer 2] de woning verliet. [voornaam slachtoffer 1] had haar pyjama niet aan, deze lag op de bank samen met de handdoek van het douchen. [voornaam slachtoffer 1] droeg wel een onderbroekje.
De verdachte schrok erg toen [naam slachtoffer 2] binnenkwam en [naam slachtoffer 2] vroeg wat er aan de hand was. De verdachte zei dat hij geschrokken was omdat hij in slaap was gevallen.
De verdachte heeft [voornaam slachtoffer 1] toen naar bed gebracht en is daarna gaan douchen. Toen is [naam slachtoffer 2] naar [voornaam slachtoffer 1] gegaan om haar welterusten te wensen. Daar heeft [naam slachtoffer 2] gevraagd: “wat was je aan het doen onder de deken, sliep hij?”
[voornaam slachtoffer 1] zei dat ze aan het verstoppen waren en dat de verdachte haar broekje uit trok. [voornaam slachtoffer 1]
vertelde dat de verdachte haar billen had gelikt. [naam slachtoffer 2] heeft toen aan [voornaam slachtoffer 1] gevraagd of de verdachte ook aan haar kita (vagina) had gezeten. [voornaam slachtoffer 1] zei toen dat de verdachte haar billen en kita had gelikt.
Aangifte
Op 4 augustus 2020 heeft [naam slachtoffer 2] aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen met haar minderjarige dochter [voornaam slachtoffer 1] . In haar aangifte heeft [naam slachtoffer 2] het navolgende verklaard.
Op woensdagavond 29 juli 2020 heeft [naam slachtoffer 2] [voornaam slachtoffer 1] gedoucht en aan de verdachte gevraagd om haar handdoek en haar onderbroek te pakken, zodat [voornaam slachtoffer 1] zich kon afdrogen en aankleden. Toen [naam slachtoffer 2] naar de supermarkt ging rond half acht/kwart voor acht was [voornaam slachtoffer 1] zich aan het afdrogen en had ze haar hemdje aan. Haar onderbroek, handdoek en pyjamabroek lagen nog op de bank. Toen [naam slachtoffer 2] rond vijf voor acht weer thuis arriveerde en de woonkamer binnenkwam, zat [voornaam slachtoffer 1] op de bank met haar hoofd onder de dekens. De verdachte lag op de bank en zat gelijk overeind en zei dat hij in slaap was gevallen. Ze zag dat de verdachte schrok. [voornaam slachtoffer 1] ging lachen en keek onder de deken vandaan. [naam slachtoffer 2] heeft [voornaam slachtoffer 1] vervolgens op bed gelegd en zij heeft haar dochter gevraagd wat verdachte en zij aan het doen waren. [voornaam slachtoffer 1] zei dat ze aan het spelen waren, dat ze aan het verstoppen was en dat de verdachte in haar billen ging bijten. Dit doen ze wel vaker en daar zocht [naam slachtoffer 2] niks achter. Toen vertelde [voornaam slachtoffer 1] dat de verdachte ook bij haar vagina zat. [naam slachtoffer 2] vroeg “hoezo dan?” en “wat deed hij daar dan?”. [voornaam slachtoffer 1] zei dat hij daar had gelikt. Dit vertelde ze toen [naam slachtoffer 2] aan [voornaam slachtoffer 1] had gevraagd of de verdachte nog ergens anders ook wat had gedaan. [naam slachtoffer 2] heeft toen gezegd dat dat niet mag. Toen [voornaam slachtoffer 1] op bed lag heeft [naam slachtoffer 2] de verdachte gevraagd wat er was gebeurd en dat ze het raar vond dat hij schrok en dat [voornaam slachtoffer 1] had gezegd dat hij haar had gelikt. Hij zei dat het niet waar was en dat hij met haar aan het spelen was. De verdachte zei dat hij wel in haar billen had gebeten maar dat deden ze wel vaker als ze aan het spelen waren. Hij zei dat toen hij in slaap gevallen was en dat [voornaam slachtoffer 1] gewoon TV aan het kijken was. [naam slachtoffer 2] is daarna weer naar [voornaam slachtoffer 1] 's kamer gegaan en heeft haar gevraagd om mee te komen. [naam slachtoffer 2] heeft haar gevraagd of ze, in het bijzijn van de verdachte, wilde vertellen wat er gebeurd was. Dat wilde ze in eerste instantie niet. [naam slachtoffer 2] heeft toen gezegd dat ze niet boos op [voornaam slachtoffer 1] was en dat de verdachte ook niet boos was. [naam slachtoffer 2] heeft toen tegen [voornaam slachtoffer 1] gezegd: “Jij had toch tegen mama gezegd dat Johan aan jouw billen en jouw kita had gelikt.” [voornaam slachtoffer 1] zei: “Ja”. [naam slachtoffer 2] zei toen dat dat niet mag en dat de verdachte ook weet dat dat niet mag.
Aanvullende verklaring
Op 4 augustus 2020 heeft [naam slachtoffer 2] aanvullend nog het volgende verklaard.
[voornaam slachtoffer 1] heeft tegen de moeder en het zusje van [naam slachtoffer 2] later iets verteld over kita likken. [naam slachtoffer 2] heeft haar daarop toen thuis gevraagd wat de verdachte had gedaan bij haar en gezegd dat ze alles gewoon mocht vertellen. Toen vertelde [voornaam slachtoffer 1] tegen [naam slachtoffer 2] dat de verdachte stoute dingen bij haar had gedaan. [naam slachtoffer 2] heeft vervolgens gevraagd wat hij had gedaan waarop [voornaam slachtoffer 1] vertelde dat hij haar één keer gelikt heeft.
Verklaring verdachte
Tegenover de beschuldigende verklaringen van [naam slachtoffer 2] staat de stellige ontkennende verklaring van de verdachte. Hij is na de confrontatie op 29 juli 2020 direct zelf naar de politie gegaan. Tegenover de politie heeft hij verklaard dat hij enkel bij het stoeien speels in de billen van [voornaam slachtoffer 1] heeft gebeten. Hij en [naam slachtoffer 2] doen dit vaker, hetgeen [naam slachtoffer 2] heeft bevestigd. De verdachte heeft later tijdens het politieverhoor op 26 april 2021 naar aanleiding van de aangifte op advies van zijn advocaat niet geantwoord op verdere vragen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij – kort gezegd – in de billen van [voornaam slachtoffer 1] heeft gebeten, dat zij toen haar onderbroek al aan had, dat hij haar niet heeft gelikt dan wel andere ontuchtige handelingen bij haar heeft verricht en dat het klopt dat hij schrok van de binnenkomst van [naam slachtoffer 2] , maar dat dit was omdat hij sliep toen ze binnenkwam.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het informatieve gesprek, de aangifte en de aanvullende verklaring van [naam slachtoffer 2] niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld in welke mate [voornaam slachtoffer 1] uit zichzelf aan haar moeder heeft verklaard over de vermeende handelingen dan wel of de wijze van bevraging suggestief van aard is geweest. Kinderen zijn kwetsbaar en zijn snel geneigd sociaal wenselijke antwoorden te geven, waardoor mogelijk sturende vragen onbedoeld het verhaal van een kind kunnen beïnvloeden. De
de auditu-verklaringen van [naam slachtoffer 2] (dat wil zeggen, een verklaring van een niet- ooggetuige) dienen dan ook met voorzichtigheid te worden benaderd. Uit de verklaringen van [naam slachtoffer 2] zelf kan niet meer worden opgemaakt dan dat ze heeft gezien dat de verdachte op de bank lag en [voornaam slachtoffer 1] met een hoofd onder een dekentje zat en dat de verdachte schrok toen ze binnenkwam.
Naast de
de auditu-verklaringen bevindt zich geen verklaring van [voornaam slachtoffer 1] in het dossier. Het geplande studioverhoor is afgeblazen, omdat verbalisanten een dag voor het studioverhoor in augustus 2020 tijdens het voorbereidende gesprek met [voornaam slachtoffer 1] de indruk kregen dat [voornaam slachtoffer 1] niet wist waarover ze zou worden verhoord. Ook in 2022 is besloten om niet tot een studioverhoor over te gaan gelet op de eerdere contra-indicatie, omdat er inmiddels veel tijd overheen was gegaan en omdat uit het verslag van de psycholoog over de EMDR-therapie blijkt dat [voornaam slachtoffer 1] niet in volgorde kan vertellen over de handelingen. Het is dus niet mogelijk gebleken om de
de auditu-verklaringen van [naam slachtoffer 2] op deze wijze te verifiëren.
Gelet op de
de auditu-verklaringen van [naam slachtoffer 2] , de wijze waarop [voornaam slachtoffer 1] door haar is bevraagd en de afwezigheid van een studioverhoor met [voornaam slachtoffer 1] zelf maakt dat de rechtbank het zwaartepunt legt op het technisch bewijs en hieraan zware eisen stelt.
De NFI-rapportages
Bij [voornaam slachtoffer 1] is in de nacht van 29 juli op 30 juli 2020 in het kader van ‘onderzoek zedendelicten’ materiaal afgenomen. In de bemonsteringen op de binnenste en buitenste schaamlippen en de voorhof is een aanwijzing voor speeksel aangetroffen. In deze bemonsteringen is volgens het NFI-rapport van 16 november 2020 een relatief grote hoeveelheid DNA van [voornaam slachtoffer 1] zelf aangetroffen, maar ook een aanwijzing verkregen voor een relatief kleine hoeveelheid Y-chromosomaal (mannelijk) DNA. De verdachte heeft vervolgens vrijwillig zijn DNA afgestaan. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte matcht met het uit de bemonsteringen verkregen Y-chromosomale DNA-profiel. Dit betekent dat de bemonstering op de binnenste en buitenste schaamlippen en de voorhof DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De onderzoeksresultaten van het Y-chromosomale DNA-onderzoek aan deze bemonsteringen zijn volgens het NFI-rapport van 15 maart 2021 zeer veel waarschijnlijker als het DNA afkomstig is van de verdachte (of van een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man) dan als het DNA afkomstig is van een willekeurig gekozen (niet in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante) man. De verdachte heeft drie zonen (8, 5, en 1 jaar), maar volgens de verklaring van [naam slachtoffer 2] komt alleen de middelste zoon van de verdachte bij haar over de vloer en is hij op 29 juli 2020 niet langs geweest. Dit heeft de verdachte ter zitting bevestigd. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de relatief kleine hoeveelheid aangetroffen DNA op de binnenste en buitenste schaamlippen en de voorhof van de verdachte is.
Op basis van de NFI-rapportages is daarentegen niet vast te stellen hoe de relatief kleine hoeveelheid aangetroffen DNA van de verdachte daar terecht is gekomen. Het vinden van een DNA-match en het vinden van een indicatie voor speeksel tezamen hoeft namelijk niet per definitie te betekenen dat het DNA afkomstig is van het speeksel. De rapportages laten de mogelijkheid open dat het DNA van de verdachte op een andere wijze op deze plekken terecht is gekomen. Zeker nu de verdachte en [voornaam slachtoffer 1] onder één dak woonden en hij ook een verzorgende rol ten opzichte van [voornaam slachtoffer 1] innam. Immers kan door nauw contact in huis op verschillende manieren sprake zijn van DNA-overdrachten waaronder het gezamenlijke gebruik van spullen, zoals handdoeken. Nu deze mogelijkheden niet uitgesloten kunnen worden, kan de rechtbank op basis van deze NFI-rapportages niet de conclusie trekken dat het DNA van de verdachte op de schaamlippen, voorhof en liezen van [voornaam slachtoffer 1] terecht is gekomen doordat hij haar daar heeft gelikt, hetgeen het strafbare verwijt is dat hem wordt gemaakt.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen wat er zich op 29 juli 2020 precies heeft afgespeeld. Nu dat niet mogelijk is, dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
4.1.3.
Conclusie
Het onder primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 156,75 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
5.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
5.2.
Conclusie
Over de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A. Boer en M. Altena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 juli 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ontucht heeft gepleegd met de een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2015, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, in zijn hoedanigheid als partner van de moeder van die [naam slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal,
- zijn tong tussen haar billen en/of schaamlippen heeft gebracht en/of gehouden
en/of
- aan haar billen en/of schaamstreek en/of schaamlippen en/of (overige) lichaam
heeft gelikt en/of
- in haar billen heeft gebeten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, met [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2015 , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- zijn tong tussen haar billen en/of schaamlippen heeft gebracht en/of gehouden en/of
- aan haar billen en/of schaamstreek en/of schaamlippen en/of (overige) lichaam heeft gelikt en/of
- in haar billen heeft gebeten.