ECLI:NL:RBROT:2022:2753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
10/754521-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in smokkelzaak van Albanese vreemdelingen naar Groot-Brittannië

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het helpen bij de smokkel van twee Albanese vreemdelingen naar Groot-Brittannië, heeft de rechtbank Rotterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij als vrachtwagenchauffeur betrokken was bij de smokkel, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid en verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in zijn vrachtwagen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de twee Albanese vreemdelingen als getuigen gehoord, maar twijfelde aan de betrouwbaarheid van hun getuigenissen. De rechter-commissaris had eerder al twijfels geuit over de betrouwbaarheid van een van de getuigen, en de verdediging had geen gelegenheid gehad om de andere getuige te ondervragen. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de omstandigheden die vragen opriepen over de verdachte's gedrag, de ontkenning van de verdachte consistent en eenduidig was. Hierdoor kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de smokkel.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en gelast dat de in beslag genomen goederen aan de rechthebbende worden teruggegeven. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/754521-19
Datum uitspraak: 29 maart
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] , [land verdachte] ,
raadsman mr. H. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het opnieuw aangevangen onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Stanpunten officier van justitie en verdachte t.a.v. bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zoals hiervoor ook al is aangegeven, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte de bestuurder was van de vrachtwagen waarin de in de tenlastelegging bedoelde twee Albanese vreemdelingen zijn aangetroffen. De vrachtwagen waarvan de verdachte de bestuurder was stond op dat moment op de ferry naar Engeland geparkeerd. De twee vreemdelingen hebben beiden verklaard bij de Koninklijke Marechaussee dat de chauffeur hen in de vrachtwagen heeft gelaten. Tijdens latere verklaringen die deze vreemdelingen als getuigen hebben afgelegd ten overstaan van respectievelijk de rechter-commissaris en een Albanese rechter zijn hun verklaringen in de kern overeind gebleven. Zij hebben verklaard dat er tevoren contact is geweest met de chauffeur en dat hij op de hoogte was van hun aanwezigheid in de vrachtauto.
Tevens zijn in de telefoon van een van de vreemdelingen chatgesprekken gevonden, die aanwijzingen geven voor een organisatie achter de mensensmokkel naar Groot-Brittannië. In de chatgesprekken wordt verwezen naar een chauffeur, wat de vreemdelingen moeten doen in de cabine en hoelang zij daar moeten blijven zitten.
Verder blijkt uit het onderzoek van de tachograafschijf van de vrachtwagen dat de verdachte, voordat hij bij de haven aankwam, ongeveer twaalf minuten heeft stilgestaan op een bedrijventerrein op geruime afstand van de haven. Dat bedrijventerrein lag niet direct naast de snelweg waarover de verdachte naar het haven reed. De verklaring van de verdachte, dat hij stil heeft gestaan om te plassen op een parkeerplaats langs de weg A20, valt hier niet mee te rijmen. Daarnaast zijn de reisbewegingen van de verdachte en de twee vreemdelingen op de A20 nagenoeg gelijk.
Gelet op deze combinatie van factoren kan het niet anders dan dat de vreemdelingen op het bedoelde bedrijventerrein bij de verdachte in de vrachtwagen zijn ingestapt. Dit past bij de verklaringen van de vreemdelingen dat de chauffeur daarvan wist en past tevens bij de aangetroffen chatgesprekken.
4.2.
Standpunt verdachte
De verdachte heeft ontkend dat hij op enig moment contact heeft gehad met de hem onbekende vreemdelingen die in zijn vrachtauto zijn aangetroffen. Hij heeft gereden in de omgeving van Vlaardingen en is gestopt op een parkeerplaats naast de snelweg, maar dat was om te plassen. Hij heeft de vrachtwagen op de ferry gereden en neemt aan dat hij de cabine van de vrachtwagen heeft afgesloten, omdat dat zijn gebruikelijke werkwijze is. Daarna is hij naar boven op de ferry gegaan en heeft hij geen zicht meer gehad op de vrachtwagen. Hij heeft geen idee hoe de vreemdelingen in de cabine van de vrachtwagen zijn binnengekomen.
4.3.
Beoordeling
Ten laste is gelegd dat de verdachte – kort gezegd – in vereniging (uit winstbejag) als vrachtwagenchauffeur behulpzaam is geweest bij de smokkel van de hiervoor bedoelde twee Albanese vreemdelingen naar Groot-Brittannië.
Vaststaat dat die twee Albanese vreemdelingen op de ferry naar Groot-Brittannië in de vrachtwagen waarvan de verdachte de bestuurder was zijn aangetroffen.
Beide vreemdelingen zijn als getuigen gehoord. Vreemdeling [naam persoon 1] is op 2 juli 2020 als getuige gehoord door de rechter-commissaris via een videoverbinding met Albanië. Door de rechter-commissaris zijn in het proces-verbaal van verhoor passages opgenomen omtrent de opmerkelijke gang van zaken tijdens dit verhoor. De rechter-commissaris heeft in het proces-verbaal van het verhoor opgenomen dat hij redenen heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze getuige.
Vreemdeling [naam persoon 2] is naar aanleiding van een rechtshulpverzoek uiteindelijk op 15 oktober 2020 door een Albanese rechter gehoord, buiten aanwezigheid van de Nederlandse procesdeelnemers, waaronder de verdediging die om zijn verhoor had verzocht. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris houdt in dat het niet mogelijk is gebleken door (een ongelukkige samenloop van) verschillende omstandigheden om getuige [naam persoon 2] in aanwezigheid van de verdediging te horen. Ten aanzien van deze getuige heeft de verdediging dus geen gelegenheid heeft gehad het ondervragingsrecht uit te oefenen.
Vanwege de opmerking van de rechter-commissaris dat hij twijfelt aan de betrouwbaarheid van de door hem als getuige gehoorde vreemdeling [naam persoon 2] en het feit dat de verdediging ten aanzien van de vreemdeling [naam persoon 1] het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen en die verklaring daardoor slechts als ondersteunend bewijs kan dienen kan het bewijs van het tenlastegelegde niet met voldoende mate van zekerheid op basis van die beide verklaringen worden gebaseerd, ook niet in combinatie na te melden omstandigheden.
De omstandigheid dat de verdachte twaalf minuten heeft stilgestaan op een parkeerplaats op enige afstand van het haventerrein en het feit dat zowel de telefoon van de verdachte als die van de vreemdelingen telefoonmasten in Vlaardingen hebben aangestraald roepen vragen op. Echter daar tegenover staat de stellige ontkenning van de verdachte, die zowel tijdens de verhoren bij de marechaussee als tijdens het verhoor op de terechtzitting steeds eenduidig en als enige consistent heeft verklaard.
Er kan daarom ook op basis daarvan niet met voldoende mate van zekerheid worden bewezen dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de smokkel van de twee Albanese vreemdelingen in vereniging naar Groot-Brittannië. De verdachte dient dan ook van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

5..In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen goederen zal, zoals ook door de officier van justitie als standpunt is ingenomen, een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
  • 1 STK GSM Zaktelefoon, Samsung;
  • 1 STK GSM Zaktelefoon, Apple IPhone;
  • 1 STK Randapparatuur Freelander gps;
  • 1 STK GCM Zaktelefoon, Samsung;
  • 1 STK Papier, Logboek;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing van 7 april 2020 is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en A.M. Zwaneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 11 oktober 2019 te Hoek van Holland, Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten twee, althans één of meer, personen met de Albanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- bovengenoemde personen in de cabine van een vrachtwagen (met Roemeens kenteken [kentekennummer] ) in te laten stappen en/of te (laten) vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland en/of om vervolgens de boot naar Groot-Brittannië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië, en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur.