In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], handelend onder de naam [handelsnaam 1], en [gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam 2]. [Eiser] vorderde betaling van wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten van [gedaagde] naar aanleiding van een onbetaalde factuur van 8 november 2019 ter hoogte van € 5.082,00. Ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen heeft [gedaagde] niet tijdig voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, waardoor hij in verzuim is geraakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de factuur op 2 november 2021 heeft voldaan, maar dat de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten nog steeds verschuldigd zijn.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de wettelijke handelsrente van € 802,87 verschuldigd is tot 2 november 2021, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 629,10. De vordering van [eiser] is in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten, die niet toewijsbaar was. De kantonrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.M. van Breevoort.