ECLI:NL:RBROT:2022:2731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
10-324323-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na geslaagd beroep op putatief noodweer bij poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte had op 20 november 2021 een confrontatie met de aangever op straat, waarbij hij de aangever met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever met een mes heeft geraakt, wat resulteerde in een steekwond onder de linker oksel van de aangever, die hiervoor vijf dagen in het ziekenhuis moest worden opgenomen. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de poging tot doodslag, maar de verdediging pleitte voor ontslag van rechtsvervolging op basis van putatief noodweer. De rechtbank heeft de omstandigheden van de confrontatie zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich moest verdedigen tegen een dreigende aanval van de aangever, die een stanleymes in zijn hand had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in zijn handelen niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat er sprake was van een geslaagd beroep op noodweer. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Het vonnis benadrukt de noodzaak van proportionaliteit en subsidiariteit in zelfverdediging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-324323-21
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres] , [postcode] , [verblijfplaats] ,
raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. Du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • ontslag van rechtsvervolging van verdachte in verband met een geslaagd beroep op putatief noodweer.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte voor het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) moet worden vrijgesproken. Hoewel uit het dossier blijkt dat de verdachte de aangever met een mes heeft gestoken, kan niet worden vastgesteld dat hij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Niet elke steekbeweging in het bovenlichaam heeft immers de dood tot gevolg en bovendien ontbreekt in het dossier medische informatie over de aard van het letsel en het gebruikte mes dat overigens niet is gevonden, danwel onderzocht.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 20 november 2021 komen de aangever en de verdachte elkaar tegen op straat. De aangever komt op de verdachte af, terwijl hij een voorwerp in zijn rechtervuist heeft. Op camerabeelden is te zien dat de aangever verdachte aanspreekt. De verdachte geeft de aangever een voorwaartse trap om hem op afstand te houden. De aangever deinst eerst terug, maar loopt dan weer op de verdachte af. De verdachte maakt, al achteruitlopend, een dreigende/slaande beweging richting de aangever. De aangever loopt op de verdachte af en dreigt met slaan. Hij houdt zijn rechtervuist met daarin het voorwerp gebald. Op het moment dat de aangever naar voren beweegt en de verdachte lijkt aan te willen vallen, maakt de verdachte een snelle, slaande beweging met zijn arm. In zijn hand is een puntig voorwerp waar te nemen en op de jas van de aangever is daarna een witte plek te zien, gelijkend op een stuk voering. De verdachte heeft de aangever met een mes geraakt. De aangever blijkt een steekwond te hebben opgelopen onder de linker oksel, waarvoor hij vijf dagen in het ziekenhuis moest worden opgenomen.
Gelet op de wijze waarop de messteek is toegebracht, namelijk met een ongecontroleerde en onverhoedse beweging, terwijl het slachtoffer eveneens in beweging was,
en de plek in het lichaam waar het slachtoffer is geraakt, kunnen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte op z’n minst genomen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard.
De rechtbank acht aldus het voorwaardelijk opzet op de dood en daarmee de primair impliciet ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het
impliciet primairten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 november 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes, in de linkerzij, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid

Het bewezen feit levert op:
Poging tot doodslag
Strafbaarheid
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op (putatief) noodweer, dan wel (putatief) noodweerexces toekomt.
Ook de officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging. Volgens haar was sprake van putatief noodweer omdat de verdachte verschoonbaar in de veronderstelling verkeerde dat de aangever een mes in zijn handen zou hebben gehad.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd als aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Uit hetgeen hierboven onder 4.1.2. is overwogen blijkt dat de aangever aanvallende bewegingen maakte in de richting van de verdachte. De verdachte heeft verklaard, dat de aangever daarbij een stanleymes in zijn hand had. Op de camerabeelden is inderdaad een voorwerp zichtbaar in de hand van de aangever. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat de aangever een stanleymes vast hield, aannemelijk geworden. Daarbij betrekt de rechtbank ook, dat uit het dossier blijkt, dat de aangever een dag eerder ook al een stanleymes heeft getoond aan de verdachte. Dit is door handhavers bevestigd en gerapporteerd.
De gedragingen van de aangever, die er dus uit bestonden dat hij met een stanleymes in zijn hand aanvallende bewegingen in de richting van de verdachte maakte, kunnen worden gekwalificeerd als een dreigende ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdedigen.
Naar het oordeel van de rechtbank was de wijze waarop de verdachte zich verdedigde tijdens de confrontatie met de aangever noodzakelijk en proportioneel. De verdachte had op dat moment, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, weinig andere reële mogelijkheden dan zich te verweren met een mes dat hij kennelijk bij zich droeg. Aan de verdachte komt dan ook een beroep op noodweer toe.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het feit is niet strafbaar en de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart het bewezen verklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R. van der Hoeven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal- Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2022.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de linkerzij, althans in het bovenlichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.