In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 maart 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 februari 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren, werd het verzoek gehandhaafd. De vader was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de opvoedersonmacht van de ouders en haar eigen problematiek, waaronder PDD-NOS en ADHD. De ouders zijn niet in staat om [naam kind] een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden, wat leidt tot escalaties in de thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om [naam kind] de benodigde hulp en behandeling te bieden, en om de ouders de ruimte te geven om aan hun eigen problemen te werken.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend en de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden vastgesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.