ECLI:NL:RBROT:2022:2663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
21/1571
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na bestuurlijke lus over de kostendelersnorm

Op 11 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het Drechtstedenbestuur, waarbij de rechtbank de toepassing van de kostendelersnorm door verweerder heeft beoordeeld. In een eerdere tussenuitspraak van 18 oktober 2021 had de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft in zijn reactie op de tussenuitspraak aangegeven af te zien van de toepassing van de kostendelersnorm. De rechtbank heeft vastgesteld dat de motivering van verweerder in de eerdere besluiten onvoldoende was en heeft het beroep van eiser gegrond verklaard. Hierdoor is het bestreden besluit vernietigd en heeft de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover de kostendelersnorm was toegepast.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.979,50. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij verschillende punten zijn toegekend voor de verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1571

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

het Drechtstedenbestuur, verweerder

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 18 oktober 2021 verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft gereageerd op de tussenuitspraak.
Eiser heeft gereageerd op het standpunt van verweerder.
Vervolgens heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb bepaald dat geen nadere zitting nodig is en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank verwijst voor een weergave van de feiten en de standpunten van partijen naar de tussenuitspraak.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de toepassing van de kostendelersnorm onvoldoende heeft gemotiveerd.
3. Verweerder heeft in zijn brief van 11 november 2021 gesteld dat alsnog zal worden afgezien van toepassing van de kostendelersnorm.
4. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te worden vernietigd. Nu verweerder heeft gesteld dat alsnog van toepassing van de kostendelersnorm zal worden afgezien maar niet is gebleken dat verweerder reeds een nieuw besluit heeft genomen, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover de kostendelersnorm is toegepast.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.979,50,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-) en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 759,- en bij een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit voor zover de kostendelersnorm is toegepast;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.979,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. Z. Türk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2022.
De griffier en rechter zijn verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze einduitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.