In deze verzetprocedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en Klaver Rotterdam B.V., vertegenwoordigd door mr. A.K. Ramdas. De procedure volgde op een verstekvonnis van 2 juni 2021, waarbij Klaver was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser]. Klaver heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, met de stelling dat de vordering van [eiser] niet voldoende was onderbouwd en dat zij nooit de gelegenheid heeft gehad om inhoudelijk verweer te voeren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2021 heeft [eiser] aangegeven dat hij de zaak wilde laten rusten, maar Klaver heeft haar vordering in de verzetprocedure gehandhaafd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Klaver tijdig in verzet is gekomen en dat de vorderingen van [eiser] niet langer werden gehandhaafd. Dit leidde tot de conclusie dat het verstekvonnis van 2 juni 2021 niet in stand kon blijven en vernietigd moest worden.
De kantonrechter heeft vervolgens de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, vastgesteld op € 218,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen en de mogelijkheid voor partijen om verweer te voeren in civiele procedures.