ECLI:NL:RBROT:2022:2631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
9334951
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis in verzetprocedure met afwijzing van vorderingen

In deze verzetprocedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en Klaver Rotterdam B.V., vertegenwoordigd door mr. A.K. Ramdas. De procedure volgde op een verstekvonnis van 2 juni 2021, waarbij Klaver was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser]. Klaver heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, met de stelling dat de vordering van [eiser] niet voldoende was onderbouwd en dat zij nooit de gelegenheid heeft gehad om inhoudelijk verweer te voeren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2021 heeft [eiser] aangegeven dat hij de zaak wilde laten rusten, maar Klaver heeft haar vordering in de verzetprocedure gehandhaafd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Klaver tijdig in verzet is gekomen en dat de vorderingen van [eiser] niet langer werden gehandhaafd. Dit leidde tot de conclusie dat het verstekvonnis van 2 juni 2021 niet in stand kon blijven en vernietigd moest worden.

De kantonrechter heeft vervolgens de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, vastgesteld op € 218,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen en de mogelijkheid voor partijen om verweer te voeren in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9334951 CV EXPL 21-23476
uitspraak: 8 april 2022
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats eier], en zaakdoende te [vestigingsplaats eiser],
eiser,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: [naam] van A&F Incasso te Valkenswaard,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Klaver Rotterdam B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in verzet,
gemachtigde: mr. A.K. Ramdas te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “Klaver”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidend exploot van dagvaarding d.d. 13 april 2021, met producties;
  • het herstelexploot d.d. 3 mei 2021;
  • het verstekvonnis d.d. 2 juni 2021;
  • het verzetexploot d.d. 5 juli 2021, met een productie;
  • het tussenvonnis van 19 juli 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de door [eiser] ingediende akte d.d. 27 december 2021;
  • de door Klaver per e-mail van 27 december 2021 ingediende akte uitlating voortzetting procedure;
  • de door [eiser] ingediende akte d.d. 18 januari 2022;
  • de door Klaver per e-mail van 1 februari 2022 ingediende akte uitlating voortzetting procedure.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 18 november 2021. Ter zitting is [eiser] verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde [naam]. Namens Klaver is ter zitting verschenen de gemachtigde mr. A.K. Ramdas. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gehouden.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Bij onder zaaknummer 9218733 CV EXPL 21-16952 gewezen verstekvonnis van 2 juni 2021 werd Klaver overeenkomstig de eis van [eiser] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 3.399,74, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 2.957.59 vanaf 8 april 2021 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Klaver in de kosten van het geding, verminderd met de door [eiser] gevorderde informatiekosten, waarvan geoordeeld is dat deze niet toewijsbaar zijn.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd Klaver bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van 3.399,74, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.959,59 vanaf 8 april 2021 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Klaver in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat Klaver, ondanks sommatie daartoe, in gebreke is gebleven met volledige nakoming van de betalingsverplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Van de uit hoofde van deze overeenkomst gestuurde factuur d.d. 19 februari 2021 is een bedrag van € 2.957,59 onbetaald gelaten. Door de wanbetaling van Klaver zag [eiser] zich genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven en hiervoor kosten te maken. Deze kosten, door [eiser] begroot op € 420,76 komen voor rekening van Klaver. [eiser] maakt tevens aanspraak op (reeds verschenen) wettelijke handelsrente. Dit bedrag aan rente wordt door [eiser], berekend tot en met 7 april 2021, begroot op € 21,39.
3.3.
Klaver heeft gevorderd het verstekvonnis van 2 juni 2021 te vernietigen, de dagvaarding nietig/niet ontvankelijk te verklaren, dan wel [eiser] de vorderingen te ontzeggen, althans een eventuele toewijzing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, en in elk geval een eventuele toewijzing uitsluitend uitvoerbaar bij voorraad te verklaren onder de voorwaarde dat [eiser] voor een gelijk bedrag ten behoeve van Klaver zekerheid stelt zolang het in dezen te wijzen vonnis geen kracht van gewijsde heeft gekregen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure en de wettelijke rente over deze kosten.
3.4.
Daartoe heeft Klaver – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat de vordering door [eiser] nooit is onderbouwd. Klaver is onbekend met de aard, opbouw en grondslag van de vordering en is daarbij nooit door [eiser] in de gelegenheid gesteld om inhoudelijk verweer te voeren. Klaver betwist daarbij dat [eiser] daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Er zijn geen buitengerechtelijke kosten gemaakt anders dan kosten die vallen onder artikel 237 e.v. Rv. Bovendien is er niet voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets.

4..De beoordeling

4.1.
Onbetwist staat vast dat Klaver op tijd in verzet is gekomen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar verzet.
4.2.
[eiser] stelt bij akte van 18 januari 2022 dat gebleken is dat Klaver er financieel slecht voor staat en dat verhaal zo goed als onmogelijk zal zijn. Om die reden stelt [eiser] voor om de zaak te laten rusten, partijen over en weer de eigen kosten te laten dragen en de zaak te royeren. In de reactie op voornoemde akte heeft Klaver aangegeven haar vordering in de verzetprocedure te handhaven en niet in te stemmen met het royement. Klaver voert hiertoe aan dat bij royement van de onderhavige zaak, dit tot gevolg zou hebben dat het verstekvonnis van 2 juni 2021 alsnog door [eiser] ten uitvoer kan worden gelegd. Temeer nu het verstekvonnis dan niet is vernietigd en [eiser] eerder met executie van het verstekvonnis heeft gedreigd.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat doorhaling van de procedure op grond van artikel 246 Rv uitsluitend kan plaatsvinden indien beide partijen daarmee instemmen. Omdat Klaver in haar akte van 1 februari 2022 heeft aangegeven de vordering te handhaven en niet heeft ingestemd met doorhaling van de procedure zal de kantonrechter in deze zaak vonnis wijzen.
4.4.
Uit het verzoek van [eiser] om de zaak te laten rusten en te royeren, maakt de kantonrechter op dat [eiser] zijn vorderingen niet langer handhaaft. De consequentie daarvan voor de onderhavige procedure is dat het verstekvonnis van 2 juni 2021 niet in stand kan blijven en zal worden vernietigd met inbegrip van de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling. Opnieuw rechtdoende zullen de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen.
4.5
[eiser] wordt aangemerkt als de partij die ongelijk krijgt en veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van Klaver begroot op € 218,00 (1 punt) aan salaris voor de gemachtigde van Klaver. De kosten van de verzetdagvaarding komen ingevolge het bepaalde in artikel 141 Rv niet voor vergoeding in aanmerking, omdat door Klaver niet is gesteld of anderszins is gebleken dat haar niet-verschijnen in de verstekprocedure het gevolg is geweest van een nietige dagvaarding.

5..De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het op 2 juni 2021 tussen partijen onder zaaknummer 9218733 CV EXPL 2116952 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Klaver vastgesteld op € 218,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
50725