In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 16-jarige verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI). De verdachte, geboren in 2005, verbleef in de Penitentiaire Inrichting Vught en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Hoekzema. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, had gevorderd tot bewezenverklaring van poging tot moord, toepassing van het volwassenenstrafrecht en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de verdachte niet met voorbedachte raad had gehandeld. De verdachte had de aangever, een pedagogisch medewerker, met een mes gestoken, maar de rechtbank concludeerde dat zijn handelen was beïnvloed door stemmen in zijn hoofd en dat hij niet in staat was om zich te beraden op zijn daden.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord, maar heeft de poging tot doodslag wel bewezen verklaard, aangezien de verdachte dit feit had bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 november 2021 in Spijkenisse de aangever met een mes had gestoken, wat leidde tot ernstige lichamelijke letsels. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had een complexe psychiatrische problematiek, waaronder PTSS en een reactieve hechtingsstoornis, wat zijn handelen beïnvloedde. De rechtbank heeft besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen en heeft terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige en gespecialiseerde behandeling.