ECLI:NL:RBROT:2022:2609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
10/259699-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot verkrachting en voorbereiding van moord op schoondochter

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en voorbereiding van moord op zijn schoondochter. De verdachte had een seksuele obsessie voor zijn schoondochter ontwikkeld en verklaarde dat hij haar moest ombrengen om te voorkomen dat zij getraumatiseerd zou worden door de verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de feiten volledig aan de verdachte konden worden toegerekend en dat hij een gevangenisstraf van zeven jaren moest ondergaan. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de berekende en kille manier waarop de verdachte zijn plannen had ontwikkeld. De verdachte had zich voorbereid op het misdrijf door informatie te vergaren over het maken van een strop en het gebruik van ether. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de rapportages van psychiaters en psychologen, die geen aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis vonden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, en veroordeelde hem tot betaling van € 3.000,- aan immateriële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/259699-21
Datum uitspraak: 6 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisadministratie personen op het adres:
[adres verdachte],
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I. Haaglanden, PPC,raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 06 januari 2022 en 23 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor de [plaatsnaam 1] voor een periode van vijf jaren en dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 26 september 2021 te [plaatsnaam 2]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- aan die [naam slachtoffer] heeft gevraagd om haar telefoon uit te zetten en
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat zij op de bank moest gaan zitten met haar ogen dicht en mond open omdat hij iets lekkers voor haar had, en vervolgens
- die [naam slachtoffer] van achteren heeft benaderd en vervolgens bij die [naam slachtoffer] een in ether gedoopte doek over haar mond en neus, heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 19 augustus 2021 tot en met 26 september 2021 te [plaatsnaam 2]
ter voorbereiding van
eenmisdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord op een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk
- gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van genoemd misdrijf aan zich heeft verschaft en
- voorwerpen heeft verworven, vervaardigd, en voorhanden gehad kennelijk bestemd tot het begaan van genoemd misdrijf,
immers heeft verdachte
A. zich (via internet) laten informeren en kennis vergaard over het maken van een strop en
B. op papiertjes aantekeningen gemaakt over de uitvoering van genoemd misdrijf en
C. flesjes ether en balken en een touw (voorzien van twee stroppen), voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..poging tot verkrachting

2..voorbereiding van moord

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van en voorbereiding van moord op het slachtoffer, zijn (toenmalige) schoondochter. In zijn plannen had de verdachte zich volledig willen uitleven op het slachtoffer door haar te bedwelmen en zijn seksuele fantasieën de vrije loop te laten gaan, om vervolgens haar leven te beëindigen. Hij heeft verklaard dat hij een seksuele obsessie had ontwikkeld voor zijn schoondochter, maar zich realiseerde dat zij geen seks met hem zou willen hebben. En omdat de verkrachting haar zou traumatiseren, moest zij in zijn opzet worden omgebracht. Daartoe heeft de verdachte gedurende lange tijd gedetailleerde plannen ontwikkeld, met de uitvoering waarvan hij daadwerkelijk begonnen is. Hij heeft - volgens zijn verklaring - daarbij gehandeld met het besef dat hij door zijn handelen het slachtoffer, als zij het zou overleven, een ernstig trauma zou bezorgen. Doordat zij zich in doodsangst verzette en schreeuwde, waardoor de buren werden gealarmeerd en te hulp schoten, is de handeling van de verdachte gestopt. De verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen seksuele lusten. Hij heeft zichzelf als een kille, berekenende man laten zien bij de uitvoering van zijn fantasieën. De rechtbank vindt dit zeer ernstig en rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 23 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiaters [naam 1] en [naam 2] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn door de onderzoekers geen aanwijzingen gevonden voor een psychiatrische stoornis bij de verdachte ten tijde van het onderzoek of ten tijde van het ten laste gelegde. De onderzoekers schatten in dat het risico op een zedenmisdrijf, geweldsmisdrijf of delictgedrag in het algemeen op korte en middellange termijn laag is, waarbij wel moet worden opgemerkt dat bij elke risicotaxatie een hoge mate van voorzichtigheid moet worden betracht, aangezien er geen psychiatrische stoornis is vastgesteld die van invloed was op het gedrag van de verdachte ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Nu geen psychische stoornis wordt vastgesteld, kan feitelijk geen advies gegeven worden over de wijze waarop behandeling het risico op recidive duurzaam kan verminderen.
Psycholoog [naam 3] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 16 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is niet lijdende aan een psychische stoornis, verstandelijke handicap of psychogeriatrische aandoening. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was daar bij de verdachte geen sprake van. Het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen geacht, kan de verdachte volledig worden toegerekend. Er kan daarom niet worden gesproken van een pathologisch bepaald recidive-risico. Op grond van de voorgeschiedenis van de verdachte zijn er geen aanwijzingen voor een verhoogde kans op herhaling. Het gestructureerde gewogen klinische eindoordeel is dat de kans op herhaling van seksueel, agressief of anderszins grensoverschrijdend delictgedrag wordt ingeschat als laag. Er zijn daarom geen gronden voor een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2022, waarin wordt aangesloten bij de rapporten van de psychiaters en de psycholoog. Als de strafmaat het toelaat, adviseert de reclassering een toezicht met bijzondere voorwaarden. Mocht de strafmaat dat niet toelaten, dan adviseert de reclassering om de verdachte, naast een onvoorwaardelijke straf, ook de gedrag beïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel op te leggen. Zo is het voor de reclassering mogelijk om de verdachte na zijn detentie in beeld te houden en voorwaarden te formuleren die noodzakelijk zijn om recidive geheel te voorkomen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank deze aan haar beslissingen ten grondslag. Nu de rechtbank geen redenen ziet om de feiten verminderd aan de verdachte toe te rekenen, rekent zij hem deze volledig toe,
De rechtbank heeft acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte, op zijn leeftijd en op zijn proceshouding. De rechtbank weegt deze omstandigheden mee in het voordeel van de verdachte.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop evenwel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het leed dat het slachtoffer alsmede de direct betrokken andere familieleden is aangedaan. Het zal jaren vergen voor het slachtoffer, voor wie de verdachte als een vader gold, om met hetgeen is gebeurd in balans te komen. Tevens heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan de verdachte een gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de vorm van een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank is echter van oordeel dat er na de detentie van de verdachte geen sprake meer is van een dermate redelijke vrees dat de verdachte wederom een ernstig misdrijf zal begaan of zich ernstig belastend jegens het slachtoffer zal gedragen. De rechtbank zal daarom geen gedrag beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag der algehele voldoening. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag de verdediging alleszins redelijk voorkomt en dat de verdachte dit bedrag wil en zal gaan betalen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 september 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 46, 57, 242 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 september 2021 te [plaatsnaam 2]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijke(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- aan die [naam slachtoffer] heeft gevraagd om haar telefoon uit te zetten en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat zij op de bank moest gaan zitten met haar ogen dicht en mond open omdat hij iets lekkers voor haar had, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] van achteren heeft benaderd en/of om haar middel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) bij die [naam slachtoffer] een in ether gedoopte doek over haar mond en neus, althans in haar gezicht heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 26 september 2021 te [plaatsnaam 2]
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) op een persoon genaamd [naam slachtoffer], althans een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van genoemd misdrijf aan zich heeft verschaft en
- (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) heeft verworven, vervaardigd, uitgevoerd en/of voorhanden gehad kennelijk bestemd tot het begaan van genoemd misdrijf,
immers heeft verdachte
A. zich (via internet) laten informeren en/of kennis vergaard over het maken van een strop en/of de werking van ether en/of
B. op een of meer papiertje(s) aantekeningen gemaakt over de uitvoering van genoemd misdrijf en/of
C. een of meer flesje(s) ether en/of een of meer balk(en) en/of een touw (voorzien van twee stroppen), voorhanden gehad.