ECLI:NL:RBROT:2022:2608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
10/341957-21 TUL: 22/002932-20; 10/201669-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel voor derde maal belaging in twee jaar tijd

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. De verdachte heeft in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 20 december 2021 stelselmatig contact gezocht met de aangeefster via verschillende telefoonnummers en e-mailadressen, ondanks dat zij hem had verzocht hiermee te stoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het beëindigen van hun relatie, de aangeefster heeft benaderd met bedreigende en intimiderende berichten, waaronder naaktfoto's van haar. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend verantwoordelijk te zijn voor alle berichten en heeft gesuggereerd dat de aangeefster bewijs tegen hem fabriceert. De rechtbank heeft deze verklaring verworpen en geoordeeld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van meerdere telefoonnummers om contact te zoeken met de aangeefster, wat duidt op eenzelfde modus operandi. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft een maatregel tot beperking van de vrijheid opgelegd voor de duur van twee jaar, met een contactverbod en een gebiedsgebod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade heeft geleden door de belaging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/341957-21
Parketnummers TUL: 22/002932-20; 10/201669-19
Datum uitspraak: 6 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. G. Ozveren, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 130 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met de aangeefster, een locatieverbod met elektronische controle voor de straat van de aangeefster en het meewerken aan middelencontrole;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/002932-20;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/201669-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet degene was die gebruik heeft gemaakt van de prepaidnummers.
4.1.2.
Beoordeling
De aangeefster en de verdachte hebben gedurende tweeënhalve maand een (seksuele) relatie gehad. Die relatie is beëindigd begin oktober 2021. Na het beëindigen van de relatie hielden de verdachte en de aangeefster in eerste instantie contact. Op 4 november 2021 heeft de aangeefster de verdachte geblokkeerd op WhatsApp. Op 6 november 2021 werd zij door de verdachte gebeld met een voor haar onbekend nummer en hebben ze afgesproken dat de verdachte op 12 november 2021 bij de aangeefster zou langskomen. Hij had die dag een mes bij zich, dat hij de aangeefster liet zien. Op 13 november 2021 is de verdachte wederom, tweemaal bij het huis van de aangeefster geweest. De aangeefster heeft beide keren de politie gebeld. De politie heeft vervolgens een stopgesprek gevoerd met de verdachte. Nog daarvoor zocht de verdachte via twee verschillende telefoonnummers contact met de aangeefster. Na het stopgesprek ontving de aangeefster WhatsApp-berichten, iMessage-berichten en oproepen van 30 verschillende telefoonnummers. Sommige van die berichten bevatten naaktfoto’s van de aangeefster, ook foto’s waarvan ze niets had gemerkt omdat zij sliep. Daarnaast ontving zij ook e-mailberichten van zes verschillende e-mailadressen. In totaal is vanaf 30 oktober 2021 tot en met 16 december 2021 rond de 1827 keer contact opgenomen met de aangeefster.
Pas ter terechtzitting heeft de verdachte een verklaring afgelegd waarin hij zegt niet de ‘verzender’ van alle berichten en telefoontjes te zijn. Hij heeft verklaard dat hij van slechts twee telefoonnummers gebruik heeft gemaakt en dus niet degene is die via de diverse prepaidnummers contact heeft gezocht met de aangeefster. De verdachte heeft verklaard dat de aangeefster zelf contact opnam met het nummer dat de verdachte van haar kende, om zo bewijs tegen de verdachte te fabriceren. Zij zou dit doen om aandacht te krijgen. Daarmee heeft de verdachte voor het grootste deel van de belastende handelingen in feite een alternatief scenario geschetst.
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn betoog. Op grond van de rechtspraak inzake schakelbewijs kan worden geconcludeerd dat de verdachte gebruik maakte van alle telefoonnummers waarmee (anoniem) contact werd gezocht met de aangeefster. De term ‘schakelbewijs’ duidt op een bewijsredenering waarin voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer
anderestrafbare feiten betrokken was. In dit geval is de verdachte weliswaar één strafbaar feit ten laste gelegd, maar dat zou hebben bestaan uit een groot aantal vergelijkbare gedragingen. Daarom neemt de rechtbank ook hier de rechtspraak inzake schakelbewijs tot uitgangspunt. Volgens die rechtspraak is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheiden feiten (gedragingen) zijn begaan op essentiële punten overeenkomt. Dat wil zeggen dat het complex van gedragingen wijst op een overeenkomstige ‘modus operandi’ (werkwijze), dus daderschap van dezelfde persoon.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode vele malen de aangeefster heeft benaderd via telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2], ondanks dat door haar werd aangegeven hiermee te stoppen. Verder heeft hij verklaard dat hij na het stopgesprek de aangeefster nog enkele keren per e-mail heeft benaderd. Dit aantal berichten is zodanig veel dat alleen met deze telefoonnummers tot een bewezenverklaring kan worden besloten. De rechtbank is voorts van oordeel dat de berichten en e-mails waarvan de verdachte bekent die te hebben gestuurd en de berichten waarvan de verdachte ontkent dat hij die heeft gestuurd, op essentiële punten overeenkomen. Het taalgebruik, de onderwerpen, de schrijfstijl en de interpunctie gelijken zo sterk dat hier sprake is van eenzelfde modus operandi. Gezien de consistentie in toon en taalgebruik waaruit een patroon van hardnekkig aandacht vragen zichtbaar wordt. Na het stopgesprek ging het sturen van berichten door, zowel overdag als ’s nachts. De diverse tijdstippen waarop berichten werden gestuurd, sluiten aan bij de berichten waarvan de verdachte bekent die te hebben gestuurd. Verder ontving de aangeefster naaktfoto’s van haarzelf die zij met de verdachte had gedeeld. Op een aantal foto’s is de aangeefster ook te zien terwijl zij kennelijk slaapt.
Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de lezing van de verdachte niet aannemelijk is geworden. De verdachte is al tweemaal eerder veroordeeld voor belaging. Nadat de aangeefster hem duidelijk verstaan had gegeven te stoppen met het verzenden van deze berichten, had het hem duidelijk moeten zijn dat de aangeefster inderdaad geen contact met hem wilde. Als zij al reageerde, was dat vooral om te laten weten dat de verdachte moest stoppen met contact opnemen. De rechtbank acht volstrekt onaannemelijk dat de aangeefster er op uit was de verdachte zwart te maken en aandacht te krijgen.
De rechtbank stelt vast dat, ook indien niet alle uitingen van de verdachte via social media of telefoon richting de aangeefster afzonderlijk een bedreigende tekst bevatten, toch moet worden vastgesteld dat de berichten, e-mails en telefoontjes in hun grote hoeveelheid, frequentie en samenhang, als gezamenlijkheid een bedreigende en intimiderende uitwerking hebben gehad op het slachtoffer.
De rechtbank verwerpt het door de verdachte gevoerde verweer.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 20 december 2021 te [plaatsnaam 1] en/of te [plaatsnaam 2],
telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangeefster], door telkens
- veelvuldig bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende berichten en/of foto’s en/of printscreens en/of video’s (via
Whats
App en/of
iMessage en/of e-mail) te sturen aan die [naam aangeefster] en
- veelvuldig via verschillende telefoonnummers en/of anonieme telefoonnummers ongewenst te bellen naar en/of spraakoproepen en/of video-oproepen te doen uitgaan naar die [naam aangeefster] en- meermalen aan te bellen bij de woning van die [naam aangeefster] en/of zich in de omgeving en/of het huis van die [naam aangeefster] op te houden en
- meermalen foto’s te sturen (via
Whats
App) aan die [naam aangeefster] waarop die [naam aangeefster] geheel of gedeeltelijk naakt te zien is,
met het oogmerk die [naam aangeefster], te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Hij heeft stelselmatig contact met haar gezocht. Dat deed hij door vanaf verschillende telefoonnummers te bellen of berichten te sturen en door berichten te sturen via social media en e-mail. Daarbij heeft de verdachte ook foto’s gestuurd waarop het slachtoffer geheel of gedeeltelijk naakt te zien is en die kennelijk buiten haar medeweten gemaakt zijn. Daarnaast heeft de verdachte meermalen bij het huis van het slachtoffer aangebeld of zich opgehouden rondom haar huis. De verdachte heeft door zijn handelen in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens en de belangen van het slachtoffer en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en zijn eigen gevoelens van gemis en frustratie. De verdachte geeft er geen blijk van zich enige voorstelling te willen maken van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, het lijkt hem niet te kunnen schelen wat zijn gedrag met het slachtoffer doet. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte zich de ernst van deze gedragingen nog steeds niet lijkt te realiseren, wat de rechtbank – te meer in het licht van zijn justitiële documentatie – zorgelijk acht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 24 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 maart 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is tweemaal eerder veroordeeld voor belaging en huiselijk geweld. Hierdoor is sprake van een patroon. De verdachte heeft moeite met het omgaan met relatiebreuken. Onlangs is een ambulante behandeling hiervoor afgerond, maar die heeft niet mogen baten. Een risicofactor bij deze feiten lijkt zijn alcohol- en mogelijk drugsgebruik. Ook zijn psychosociaal functioneren lijkt een risicofactor, zeker nu een eerdere behandeling te weinig effect blijkt te hebben. Het risico op recidive en het risico op letselschade worden ingeschat als gemiddeld-hoog.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gedurende meerdere weken heeft de verdachte ten opzichte van zijn ex-partner een terreur van telefoontjes en berichten - sommige van bedreigende aard - over haar uitgestort, waardoor zij bang was voor eventuele gevolgen. Vanwege de druk die de verdachte hiermee op haar heeft gelegd, heeft zij kalmerende middelen voorgeschreven gekregen en is zij ernstig in haar levenssfeer beperkt geweest. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet hierbij reden om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De verdachte liep in twee proeftijden, beide voor een veroordeling ter zake van belaging. Het bewezen verklaarde feit betreft wederom een belaging. Dat betekent dat de verdachte zich in twee jaar tijd driemaal schuldig heeft gemaakt aan belaging van drie vrouwen. De kansen die hem verschillende malen ter verbetering van diens gedrag geboden zijn, heeft hij niet benut. De rechtbank heeft uit de houding van de verdachte ter terechtzitting bovendien de indruk gekregen dat de verdachte zich niets aantrekt van de aan hem opgelegde voorwaardelijke straffen. Om deze redenen zal de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft gevorderd – aan de verdachte een onvoorwaardelijke straf opleggen en de beide vorderingen tenuitvoerlegging bevelen. De rechtbank ziet geen reden voor begeleiding of behandeling door de reclassering. Begeleiding en behandeling zijn hem recent aangeboden en hebben niet tot enig resultaat geleid.
De rechtbank heeft op grond van het voorgaande de zorg dat de verdachte zich opnieuw gewelddadig zal gedragen, gelet op zijn justitiële documentatie en de gewelddadige manier waarop hij zich naar de aangeefster heeft geuit. Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de [straatnaam] en een contactverbod met aangeefster [naam aangeefster].
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen tegenover [naam aangeefster] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 18,39 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het materiële deel van de vordering ter hoogte van € 18,39 geheel toe te wijzen en het immateriële deel van de vordering te matigen tot een bedrag ter hoogte van € 500,-. De officier van justitie heeft gevorderd dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening en heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel te matigen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het materiële deel van de vordering worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de het immateriële deel van de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.018,39 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 14 juli 2021 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van belaging veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 juli 2021 en eindigt op 29 juli 2023.
Bij vonnis van 27 november 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van belagingveroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 december 2019 en eindigt op 2 maart 2023.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht beide vorderingen af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De verdachte liep in twee proeftijden, beide voor een veroordeling voor belaging. Het bewezen verklaarde feit betreft wederom een belaging. Dat betekent dat de verdachte zich in twee jaar tijd driemaal schuldig heeft gemaakt aan belaging. De proeftijd van de vordering onder parketnummer 10/201669-19 is al eenmaal verlengd. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte meerdere kansen heeft gehad en onbenut heeft gelaten. De rechtbank krijgt de indruk dat de verdachte zich niets aantrekt van de door de rechtbank en het gerechtshof opgelegde voorwaardelijke straffen. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij het arrest van het gerechtshof aan de verdachte opgelegde straf en van de bij het vonnis van de politierechter aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 36f, 38v, 38w en 185b van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam aangeefster], geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster];
2. zich niet op te houden in de [straatnaam];
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 1.018,39(zegge: duizendenachttien euro en negenendertig eurocent), bestaande uit € 18,39 aan materiële schade en € 1.000,-aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 1.018,39(hoofdsom,
zegge: duizendenachttien euro en negenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.018,39 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte,
groot 50 (vijftig) dagen, van de bij arrest van 14 juli 2021 van het gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 27 november 2019 van de politierechter in van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 oktober 2021 tot en met 20 december 2021 te [plaatsnaam 1] en/of te [plaatsnaam 2], althans in Nederland,
(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangeefster], door telkens
-veelvuldig, althans meermalen, (bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende) berichten en/of foto’s en/of printscreens en/of video’s (via whatsapp en/of Imessage, althans sociale media en/of e-mail) te sturen aan die [naam aangeefster] en/of
-veelvuldig, althans meermalen, (via verschillende telefoonnummers en/of anonieme telefoonnummers ongewenst) te bellen naar en/of spraakoproepen en/of video-oproepen te doen uitgaan naar die [naam aangeefster] en/of
-meermalen aan te bellen bij de woning van die [naam aangeefster] en/of zich in de omgeving en/of het huis van die [naam aangeefster] op te houden en/of
-meermalen foto’s te sturen (via whatsapp, althans sociale media) aan die [naam aangeefster] waarop die [naam aangeefster] geheel of gedeeltelijk naakt te zien is,
met het oogmerk die [naam aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.