ECLI:NL:RBROT:2022:2607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
10/330402-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof met vuurwapen in nabijheid kinderdagverblijf

Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van straatroof. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 april 2021 in Rotterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een doos met waardevolle inhoud heeft weggenomen van een slachtoffer. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van het gebruik van een vuurwapen door zijn medeverdachte en dat er geen sprake was van medeplegen. De rechtbank oordeelde echter dat uit camerabeelden blijkt dat de verdachte en de medeverdachte onderling afspraken hadden gemaakt over de beroving en dat de verdachte zich niet heeft onttrokken aan de situatie, zelfs niet nadat hij het vuurwapen zag. De rechtbank achtte het medeplegen bewezen en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.250,00 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/330402-21
Datum uitspraak: 23 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in DC Rotterdam,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit in zoverre ten laste gelegd is dat de samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader [hierna te noemen [naam medeverdachte]] zich uitstrekt tot het gebruik van een vuurwapen. De verdachte moest alleen de doos uit de handen van de aangever grissen en wist niet dat zijn mededader met een vuurwapen zou dreigen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de in het dossier beschreven en ter terechtzitting getoonde camerabeelden valt op te maken dat er geweld is gebruikt tijdens de beroving van het slachtoffer. Uit het proces-verbaal van de beschrijving van de camerabeelden volgt dat de aangever door twee mannen - de verdachte en [naam medeverdachte] - werd omsingeld, en tegen de muur aan werd gedreven en dat de doos die de aangever bij zich had, ondanks zijn tegenwerking, uit zijn handen werd getrokken door de verdachte, waarbij [naam medeverdachte] de aangever bij de verdachte weg trok en de verdachte zich losrukte. De rechtbank ziet op grond van de eigen waarneming van de beelden ter terechtzitting geen aanleiding om deze beschrijving voor onjuist te houden. Daarbij werd de verdachte volgens een getuige ook in een houdgreep om zijn hals gepakt. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachte en [naam medeverdachte] - gezien het beloop van de beroving - onderling afspraken gemaakt over hoe het slachtoffer benaderd zou worden en wie wat voor diens rekening zou nemen. Op de camerabeelden is te zien dat zij van verschillende kanten kwamen aanrennen en de aangever vervolgens zo insloten. Op de camerabeelden is ook te zien dat [naam medeverdachte] een vuurwapen trok en doorlaadde alvorens de aangever vast te grijpen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het vuurwapen moet hebben gezien op het moment dat hij de doos uit de handen van de aangever wilde pakken. Door vervolgens niet weg te rennen maar de beroving met [naam medeverdachte] voort te zetten, heeft de verdachte zich mede verantwoordelijk gemaakt voor het gebruik van het vuurwapen ten aanzien van het bedreigen ervan. De rechtbank acht het medeplegen hiermee bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 april 2021 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten de Bellevoysstraat, tezamen en in vereniging met een ander,
een doos (met inhoud), die geheel aan [naam slachtoffer] toebehoorde
,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te trekken endoor te laden in de nabije omgeving van die [naam slachtoffer] en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het lichaam entegen de nek te drukken van die [naam slachtoffer] en
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen: "geef me je spullen" en "ik wil je tas" en "waar is telefoon", en
- die doos uit de handen van die [naam slachtoffer] te trekken en
- te slaan tegen de nek van die [naam slachtoffer] en
- die [naam slachtoffer] in een nekklem beet te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn mededader het slachtoffer in het openbaar op klaarlichte dag en op brutale wijze met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) beroofd. Deze beroving vond plaats voor een kinderdagverblijf in de straat waar het slachtoffer woont en terwijl er diverse omstanders, onder wie een klein kind, aanwezig waren. De verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans lichamelijke integriteit en persoonlijke eigendommen. Een dergelijk brutale beroving zorgt voor veel angst bij het slachtoffer en de omstanders. Uit het dossier blijkt ook dat het slachtoffer er enorm van schrok dat hij met een vuurwapen werd overvallen en dacht dat hij dood zou gaan. Ook geruime tijd later heeft hij last van hetgeen is gebeurd. Een van de omstanders verklaart dat ze dusdanig was geschrokken, dat ze zich achter een auto heeft verstopt. Dit alles heeft de verdachte veroorzaakt omdat hij een doos – met volgens het slachtoffer twee dure kledingstukken – wilde wegnemen. In vergelijking met de die de medeveroordeelde [naam medeverdachte] heeft gekregen houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte kennelijk niet het initiatief tot de beroving heeft genomen en ook bij de uitvoering daarvan de aanwijzingen van zijn mededader heeft gevolgd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 18 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank neemt in het voordeel van de verdachte mee dat hij ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en spijt heeft getoond. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Een voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.800,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2021. Voorts heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.250,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee)jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 1.250,00 (zegge: twaalfhonderdenvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 1.250,00 (zegge: twaalfhonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.250,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
22 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 april 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
op de openbare weg, te weten de Bellevoysstraat, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een doos (met als inhoud 2 t-shirts - merk Amiri - waarde van in totaal 850 euro), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te trekken en/of door te laden in de nabije omgeving van die [naam slachtoffer] en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op het lichaam en/of in/tegen de nek te drukken/zetten van die [naam slachtoffer] en/of
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen: "geef me je spullen" en/of "ik wil je tas" en/of "waar is telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de doos uit de handen van die [naam slachtoffer] te trekken en/of
- te slaan/stompen tegen de nek van die [naam slachtoffer] en/of
- die [naam slachtoffer] in een nekklem beet te houden.