ECLI:NL:RBROT:2022:2579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
10/751006-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak wegens onvoldoende bewijs van wetenschap van illegale herkomst van geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bedragen die hij had ontvangen een illegale herkomst hadden. De verdachte was bestuurder van een vennootschap die betrokken was bij de ontvangst van een bedrag van € 108.900,00, dat afkomstig was van een frauduleuze transactie. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de eerste twee tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf voor het derde feit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de omstandigheden niet voldoende bewijs boden voor de wetenschap van de verdachte over de criminele herkomst van het geld. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De beslissing van de rechtbank is genomen na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/751006-21
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Lucas heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
[naam verdachte] leende zich ervoor om te dienen als bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) die werd gebruikt als vehikel om de buit van de fraude bij [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) te ontvangen en wit te wassen. De verdachte heeft het tenlastegelegde totaalbedrag van € 108.900,00 dat uit misdrijf afkomstig was voorhanden gehad, omgezet en overgedragen. De verdachte heeft hierbij minst genomen voorwaardelijk opzet gehad. De verdachte heeft niets hoeven te betalen voor het in ‘eigendom verkrijgen’ van [naam bedrijf 1]. De verdachte heeft geen werkzaamheden binnen [naam bedrijf 1] verricht. De verdachte heeft als beloning € 10.000,00 van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] gekregen. Daarnaast had de verdachte naar eigen zeggen een raar onderbuikgevoel toen hij dagelijks grote bedragen opnam en afdroeg.
4.2.2.
Beoordeling
De vraag die beantwoord dient te worden, is of de verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van enig misdrijf afkomstig was.
Tot 20 februari 2018 is de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: de medeverdachte) bestuurder van [naam bedrijf 1] geweest. De medeverdachte heeft vanuit [naam bedrijf 1] valse facturen (waar geen werkzaamheden aan ten grondslag lagen) verstuurd naar [naam bedrijf 2] waarna [naam bedrijf 2] tot betaling van die facturen aan [naam bedrijf 1] is overgegaan.
Op 20 februari 2018 is de verdachte op verzoek van de medeverdachte bestuurder geworden van [naam bedrijf 1]. De medeverdachte heeft voor het overnemen van [naam bedrijf 1] aan de verdachte € 10.000,00 betaald. Twee dagen later, op 22 februari 2018, is een laatste valse factuur naar [naam bedrijf 2] gezonden, waarna [naam bedrijf 2] een bedrag van € 108.900,00 aan [naam bedrijf 1] heeft overgemaakt.
De verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de criminele herkomst van het dit bedrag.
De verdachte heeft geen werkzaamheden binnen het bedrijf verricht en heeft verklaard ook de genoemde factuur niet te hebben verzonden. Wel heeft de verdachte na ontvangst van het bedrag van € 108.900,00 meerdere malen € 10.000,00 van de rekening van [naam bedrijf 1] contant opgenomen en hij heeft dit geld aan de medeverdachte afgegeven. Hoewel deze opnames naar eigen zeggen een raar onderbuikgevoel bij de verdachte hebben gegeven, zijn deze omstandigheden onvoldoende voor de conclusie dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. Bij dit oordeel is ook de verklaring van de verdachte betrokken dat hij in die periode op de rekening van [naam bedrijf 1] had gezien dat [naam bedrijf 2] (een gerenommeerd bedrijf) ook al eerder en meermalen grote geldbedragen had overgemaakt naar [naam bedrijf 1]. De medeverdachte had verklaard dat de werkzaamheden al verricht waren. De verdachte had ook anderszins geen vermoeden dat er geen werkzaamheden aan de factuur van 22 februari 2018 ten grondslag lagen en deze vals was. De gang van zaken rond de overname van [naam bedrijf 1] brengt – mede gelet op het voorgaande – evenmin wetenschap of een vermoeden mee dat het bedrag van € 108.900,00 van misdrijf afkomstig was.
Het enkele gegeven dat de verdachte meerdere keren met de medeverdachte geld van de bankrekening van [naam bedrijf 1] is gaan pinnen, is onvoldoende om tot bewijs te dienen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze bedragen een illegale herkomst hadden. De processtukken bevatten ook geen andere aanknopingspunten voor het bewijs hiervan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt (ook) daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 901.004,32 aan materiële schade en aan kosten juridische bijstand € 472.208,00.
5.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ook kan de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd. Er kan niet worden gezegd dat er voldoende verband bestaat tussen het onder 3 ten laste gelegde en de gevorderde schade.
5.2.
Standpunt verdediging
Als de verdachte wordt vrijgesproken, dan dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 februari
2018 tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
Een factuur (ter hoogte van 108.900 euro), zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen , te weten:
-factuur (INV/2018-0009/22.2.2018/ Kenmerk: 2000336535) betaald op 22 maart
2018, van 108.900,00 euro
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid
in die factuur op te nemen dat door twee consultants ([naam 1]
[naam 2]) werkzaamheden zijn verricht ten behoeve het [naam bedrijf 2]
(zogenaamde geleverde werkzaamheden door [naam bedrijf 1]), terwijl in
werkelijkheid de in die factuur genoemde werkzaamheden en/of diensten
niet zijn verricht;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 februari 2018
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
het [naam bedrijf 2] (meermalen) heeft bewogen tot afgifte van een
of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 108.900,00 euro, althans enig
geldbedrag, in elk geval enig goed,
heeft verdachte, en of zijn mededader, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid,
-zich voorgedaan als een betrouwbare, loyale en integere medewerker binnen het
[naam bedrijf 2] en/of
-valse en/of vervalste factu(u)r(en) en/of een (valse)
inhuur-/opdrachtovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1]
opgemaakt en/of ingediend bij het [naam bedrijf 2] en/of
-(deze) valse en/of vervalste factu(u)r(en) laten inboeken in het interne
systeem en/of inkooporders aan te laten maken en deze vervolgens
goedgekeurd/vrijgegeven en/of
-opdracht gegeven een of meerdere (valse en/of vervalste ) factu(u)r(en) uit
te (laten) betalen,
waardoor het [naam bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 20 februari
tot en met 22 maart 2018, te Amsterdam en/of Rotterdam en/of (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij
door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels,
het [naam bedrijf 2] (meermalen) heeft bewogen tot afgifte van een
of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 108.900,00- euro, althans
enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) daartoe met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid,
-zich voorgedaan al een betrouwbare, loyale en integere medewerker binnen het
[naam bedrijf 2] en/of
-valse en/of vervalste factuur en/of een (valse) inhuur-/opdrachtovereenkomst
tussen [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] op (laten) maken en/of in
(laten) dienen bij het [naam bedrijf 2] en/of
-(deze) valse en/of vervalste factuur in (laten) boeken in het interne systeem
en/of inkooporders aan (laten) maken en deze vervolgens goed te (laten) keuren
en/of vrij te (laten) geven en/of
-opdracht (laten) geven om deze factuur uit te (laten) betalen,
waardoor het [naam bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
in of omstreeks de periode van 20 februari 2018 tot en met 22 maart 2018 te
Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam
is geweest, door
-zich als enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 1] is te laten schrijven bij
de Kamer van Koophandel (op 20 februari 2018) en/of
-geld op te nemen van de bankrekening van [naam bedrijf 1] en daarvan 10.000 euro aan [naam medeverdachte 1]
te geven
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer
457.319,50 euro
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde(n) aan het [naam bedrijf 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e)
goed(eren) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn,
verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als Manager D&IT Control, in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich
heeft/hebben toegeëigend;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben
weggenomen een of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 457.319,50
euro, althans enig geldbedrag,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende
aan het [naam bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20
februari 2018 tot en met 19 november 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of
elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
immers heeft/hebben hij, verdachteen/of een of meer van zijn mededader(s)
(telkens)
-van voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal
van 108.900,00 euro of daaromtrent, althans een of meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of
verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of
verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is/was en/of dat/die
voorwerp(en) voorhanden heeft/had en/of
- voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van
108.900,00 euro of daaromtrent, althans een of meerdere
geldbedrag(en)verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragenen/of
omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.