ECLI:NL:RBROT:2022:2577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
10/750072-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrift, oplichting en gewoontewitwassen door opmaken van valse facturen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte valse facturen heeft opgemaakt. De verdachte, werkzaam bij een bedrijf, heeft samen met de medeverdachte, bestuurder van een B.V., het bedrijf opgelicht voor een bedrag van € 457.319,50 door valse facturen te laten uitbetalen voor werkzaamheden die nooit zijn verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte het geld hebben gebruikt voor persoonlijke doeleinden, wat heeft geleid tot de kwalificatie van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de burgerlijke rechter al een beslissing had genomen over de geleden schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750072-19
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Lucas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft de gelden verkregen uit eigen misdrijf. Voor de periode na 1 januari 2017 geldt dat eenvoudig witwassen niet ten laste is gelegd. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet opgaat. Er zijn onder andere gelden vanaf de rekening van [naam bedrijf 1] overgeboekt naar rekeningen van en gelieerd aan de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] onder bijvoorbeeld de omschrijving ‘Lening’ en ‘Development fee’. De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven het geld onder meer te hebben gebruikt voor betalingen voor een huis in Marokko. De verdachte en de medeverdachte hebben dus gedragingen verricht om de criminele herkomst van het geld te verhullen en de verdachte heeft de gelden ook omgezet en hiervan gebruik gemaakt. Mede gelet op die handelingen is er niet slechts sprake van eenvoudig witwassen. Hier komt bij dat gezien het aantal en de duur van de opzettelijke witwashandelingen gewoontewitwassen zal worden bewezen verklaard.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
3.
hij in de periode van 1
december 2016 tot en met 19 november 2019 te Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
immers heeft hij, verdachte en zijn mededader- van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaal
van
160.4euro
de werkelijke aard en/of herkomst verhuld, en/of die
voorwerpen voorhanden
gehaden/of
- overgedragen en/of
omgezet of van genoemde voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en verdachtes mededader wisten dat die voorwerpen -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 december
2016 tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en Rotterdam , tezamen en in vereniging met een ander
dertien facturen (ter hoogte van in totaal
457.319,50 euro), zijnde geschriften
diebestemd
warenom tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
-factuur (2016-0247/2.11.2016) van 17.545,00 euro en
-factuur (2016-0251/6.12.2016) van 17.484,50 euro en
-factuur (2017-0072/9.2.2017) van 15.125,00 euro en
-factuur (2017-0094/2.5.2017) van 21.780,00 euro en
-factuur (2017-0113/1.6.2017) van 22.385,00 euro en
-factuur (2017-0119/1.7.2017) van 36.300,00 euro en
-factuur (2017-0121 /1.8.2017 ) van 36.300,00 euro en
-factuur (2017-0124/1.9.2017) van 36.300,00 euro en
-factuur (2017-0127/1.10.2017) van 36.300 euro en
-factuur (2017-0129/1.11.2017) van 36.300,00 euro en
-factuur (2017-0132/1.12.2017) van 36.300,00 euro en
-factuur (2018-0004/1.1.2018) van 36.300,00 euro en
-factuur (2018-0009/22.2.2018) van 108.900,00 euro
valselijk heeft opgemaakt , met het oogmerk om die
geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken, door opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid
in die facturen op te nemen dat door twee consultants ([naam 1] en
[naam 2]) werkzaamheden zijn verricht ten behoeve
van[naam bedrijf 2]
(zogenaamde geleverde werkzaamheden door [naam bedrijf 1]), terwijl in
werkelijkheid de in die facturen genoemde werkzaamheden niet zijn verricht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2016
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam bedrijf 2] meermalen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen tot een totaal van 457.319,50 euro, door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-valse facturen op te (laten) maken en in te (laten) dienen bij [naam bedrijf 2]
en
-deze valse facturen in te laten boeken in het
interne systeem en/of inkooporders aan te laten maken en/of vrij te geven en
-opdracht te laten geven valse facturen uit te betalen,
waardoor [naam bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

2.
medeplegen van oplichting;
3.
medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond ten aanzien van de periode tot 1 januari 2017 wordt - onder verwijzing naar de motivering onder 4.2.2. - verworpen.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte - toen werkzaam bij [naam bedrijf 2] - heeft samen met de medeverdachte - toen bestuurder van [naam bedrijf 1] - valse facturen opgemaakt en [naam bedrijf 2] voor € 457.319,50 opgelicht door die valse facturen door [naam bedrijf 2] te laten uitbetalen terwijl er geen werkzaamheden door [naam bedrijf 1] waren verricht. Dit heeft binnen een tijdsbestek van ongeveer een jaar plaatsgevonden. Er werden steeds hogere bedragen gefactureerd tot uiteindelijk zelfs een bedrag van € 108.900,00. Het geld dat door [naam bedrijf 2] op de rekening van [naam bedrijf 1] werd gestort, werd vervolgens overgemaakt naar diverse rekeningen van of gelieerd aan de verdachten dan wel contant opgenomen. De verdachten hebben het geld gebruikt voor persoonlijke doeleinden, namelijk schulden en ook - zoals de medeverdachte ter terechtzitting heeft verklaard – ‘secundaire en tertiaire’ levensbehoeften zoals onroerend goed in het buitenland. De verdachten hebben gehandeld uit louter financieel gewin. De rechtbank heeft sterk de indruk dat de hebzucht van de verdachten groter werd naarmate zij merkten dat er bij [naam bedrijf 2] nog geen alarmbellen afgingen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Bij de afweging van de soort en hoogte van de straf weegt ook mee dat door de procesopstelling van de verdachten in de civiele procedures er veel aanvullende schade is ontstaan, omdat er veel nader onderzoek heeft moeten plaatsvinden naar de toedracht van de schade en er veel advocaatkosten moesten worden gemaakt. De verdachten hebben te kennen gegeven welwillend te zijn om de toegewezen vordering van [naam bedrijf 2] te voldoen, maar zij hebben tot nu toe nog niets aan het bedrijf terugbetaald. Ook weegt de positie van de verdachte mee. Hij had een belangrijke functie binnen [naam bedrijf 2] en genoot het vertrouwen van zijn collega’s. Dat vertrouwen heeft hij in ernstige mate beschaamd. Dit alles betekent dat niet kan worden volstaan met een werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de verdediging verzocht.
In het voordeel van de verdachte wordt het volgende meegewogen. Het is waarschijnlijk dat de verdachte gedurende een zeer lange periode nog bezig zal zijn met het terugbetalen van de schade in het kader van de civiele procedure. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het tijdsverloop in de zaak. De verdachte is zijn goedbetaalde baan kwijtgeraakt en door deze strafzaak is een opdrachtgever niet langer met hem in zee gegaan. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting uiteindelijk openheid van zaken gegeven.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande daarom in matigende zin afwijken van de eis van de officier van justitie en een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen.
De rechtbank zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, te weten vier maanden. Op die manier kan de verdachte ook eerder betaalde werkzaamheden verrichten en starten met het terugbetalen van de schuld aan [naam bedrijf 2]. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 901.004,32 aan materiële schade en aan kosten van juridische bijstand € 472.208,00.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Uit de vonnissen blijkt dat de burgerlijke rechter al een beslissing heeft genomen over de geleden schade, waaronder de gemaakte onderzoekskosten en de wettelijke rente. De gemaakte advocaatkosten zijn niet gemaakt in het kader van de strafprocedure of de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij is daarom niet-ontvankelijk in de vordering.
Wel kan de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Uit de toelichting namens [naam bedrijf 2] blijkt namelijk dat de verdachten nog geen gehoor hebben gegeven aan hun verplichting om de verschuldigde bedragen aan [naam bedrijf 2] te betalen. Dat [naam bedrijf 2] een professionele partij is, kan wat de officier van justitie betreft na drie jaar niet aan het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel in de weg staan.
8.2.
Standpunt verdediging
Er kan niet gesteld worden dat omdat [naam bedrijf 2] zijn best heeft gedaan om het geld terug te vorderen, om die reden alsnog een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ondanks het gegeven dat het een professioneel bedrijf betreft. Bij andere benadeelde partijen die professionele bedrijven zijn, wordt een gevorderde schadevergoedingsmaatregel afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu uit de
in kracht van gewijsde gegane vonnissen van de civiele rechter is gebleken dat de burgerlijke rechter een beslissing heeft genomen over de door [naam bedrijf 2] geleden schade inclusief de kosten van rechtsbijstand. Er is dan geen ruimte meer voor de strafrechter om in het kader van de vordering benadeelde partij over dezelfde schade te oordelen.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Aan het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ligt de gedachte ten grondslag om de benadeelde (meestal een natuurlijk persoon) het innen van het aan hem verschuldigde uit handen te nemen. Nu de benadeelde partij een grote particuliere onderneming betreft die in staat wordt moet worden geacht zelf, waar benodigd, tot incasso over te gaan en daartoe al diverse stappen heeft genomen, ziet de rechtbank af van het opleggen van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen. Evenmin wordt een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 225, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 maart 2022.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december
2016 tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
Dertien (13), althans één of meerdere facturen (ter hoogte van in totaal
457.319,50 euro), zijnde (een) geschrift(en)
dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, te weten (ondermeer)
1)-factuur (INV/2016-0247/2.11.2016/ Kenmerk: 2000288668) betaald 1 december
2016, van 17.545,00 euro en/of
2)-factuur (INV/2016-0251/6.12.2016/ Kenmerk: 2000291906) betaald op 5 januari
2017, van 17.484,50 euro en/of
3)-factuur (INV/2017-0072/9.2.2017/ Kenmerk: 2000298288) betaald op 9 maart
2017, van 15.125,00 euro en/of
4)-factuur (INV/2017-0094/2.5.2017/ Kenmerk: 2000306877) betaald op 1 juni
2017, van 21.780,00 euro en/of
5)-factuur (INV/2017-0113/1.6.2017/ Kenmerk: 2000309534) betaald op 29 juni
2017, van 22.385,00 euro en/of
6)-factuur (INV/2017-0119/1.7.2017/ Kenmerk: 2000312534) betaald op 27 juli
2017, van 36.300,00 euro en/of
7)-factuur (INV/2017-0121 /1.8.2017 I Kenmerk: 2000315845) betaald op 31
augustus 2017, van 36.300,00 euro en/of
8)-factuur (INV/2017-0124/1.9.2017/ Kenmerk: 2000318604) betaald op 28
september 2017, van 36.300,00 euro en/of
9)-factuur (INV/2017-0127/1.10.2017/ Kenmerk: 2000322001) betaald op 2
november 2017, van 36.300 euro en/of
10)-factuur (INV/2017-0129/1.11.2017/ Kenmerk: 2000325075) betaald op 30
november 2017, van 36.300,00 euro en/of
11)-factuur (INV/2017-0132/1.12.2017/ Kenmerk: 2000327090) betaald op 21
december 2017, van 36.300,00 euro en/of
12)-factuur (INV/2018-0004/1.1.2018/ Kenmerk: 2000331937) betaald op 1
februari 2018, van 36.300,00 euro en/of
13)-factuur (INV/2018-0009/22.2.2018/ Kenmerk: 2000336535) betaald op 22 maart
2018, van 108.900,00 euro
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat
geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid
in die factu(u)r(en) op te nemen dat door twee consultants ([naam 1] en
[naam 2]) werkzaamheden zijn verricht ten behoeve het [naam bedrijf 2]
(zogenaamde geleverde werkzaamheden door [naam bedrijf 1]), terwijl in
werkelijkheid de in die factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten
niet zijn verricht;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam bedrijf 2] (meermalen) heeft bewogen tot afgifte van een
of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 457.319,50 euro, althans enig
geldbedrag, althans enig goed,
door (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
-zich voor te doen als een betrouwbare, loyale en integere medewerker binenen
[naam bedrijf 2] en/of
-valse en/of vervalste factu(u)r(en) en/of een (valse)
inhuur-/opdrachtovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1]
op te (laten) maken en/of in te (laten) dienen bij [naam bedrijf 2]
en/of
-(deze) valse en/of vervalste factu(u)r(en) in te (laten) boeken in het
interne systeem en/of inkooporders aan te (laten) maken en deze vervolgens
goed te (laten) keuren en/of vrij te (laten) geven en/of
-opdracht te (laten) geven een of meerdere (valse en/of vervalste )
factu(u)r(en) uit te (laten) betalen,
waardoor [naam bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer
457.319,50 euro
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde(n) aan [naam bedrijf 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e)
goed(eren) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn,
verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als Manager D&IT Control, in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich
heeft/hebben toegeëigend;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2016
tot en met 22 maart 2018 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben
weggenomen een of meer geldbedragen tot een totaal van ongeveer 457.319,50
euro, althans enig geldbedrag,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende
aan [naam bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
december 2016 tot en met 19 november 2019 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of
elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
(telkens)
- van voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal
van 457.319,50 euro of daaromtrent, althans een of meerdere geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of
verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of
verborgen wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) is/was en/of dat/die
voorwerp(en) voorhanden heeft/had en/of
- voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van
457.319,50 euro of daaromtrent, althans een of meerdere
geldbedrag(en)verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.