ECLI:NL:RBROT:2022:2568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/3032
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling van chronische Lyme

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) en een eiseres die een WIA-uitkering aanvroeg. De eiseres, werkzaam als apothekersassistente, had zich op 29 oktober 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had in een primair besluit van 6 oktober 2020 vastgesteld dat eiseres per 26 oktober 2020 voor 27,08% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 29 april 2021 gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie slechter was dan door het Uwv werd aangenomen en dat er meer beperkingen waren. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden waarom de beperkingen van eiseres niet verder gingen dan vastgesteld. De rechtbank volgde de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hadden onderschat.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het Uwv terecht had beslist dat eiseres op 26 oktober 2020 voor 27,08% arbeidsongeschikt was, en dat zij derhalve geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees het verzoek om een deskundige te benoemen af, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3032

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres
(gemachtigde: mr. J.J. Bakker),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder

(gemachtigde: J. Schuller-Middelkoop).

Procesverloop

Met het besluit van 6 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf 26 oktober 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 27,08%.
Bij besluit van 29 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als apothekersassistente. Zij heeft zich op 29 oktober 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 26 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 72,92% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen.
Specialisten uit twee verschillende ziekenhuizen hebben aangegeven dat zij de ziekte van Lyme vermoeden. Uiteindelijk is eiseres buiten de ziekenhuizen op zoek gegaan naar artsen met ervaring in de diagnose en behandeling van dit soort infectieziekten. Zij heeft zich gewend tot dokter [naam 1]. Deze arts is BIG-geregistreerd en heeft jarenlange expertise met dit soort klachten. Uit diverse bloedonderzoeken kwamen onder andere Lyme en een aantal coinfecties naar voren. Eiseres is behandeld met Ceftriaxon i.v. Dit wordt in de CBOrichtlijn vermeld als behandeling tegen de ziekte van Lyme.
In de brieven van haar behandelend arts, [naam 1], valt volgens eiseres te lezen dat ook een aantal objectiveerbare afwijkingen bij het lichamelijk onderzoek zijn aangetroffen. Zij begrijpt niet waarom de verzekeringsarts deze bevindingen niet in zijn rapport heeft meegenomen.
Eiseres vraagt zich af waarom de verzekeringsarts niet, zoals de bedrijfsarts doet, en rekening houdend met de adviezen van [naam 1], een urenbeperking aanneemt en niet in de FML heeft aangegeven dat zij beperkt is op vervoer. Het valt eiseres ook op dat de verzekeringsarts aanneemt dat zij niet ADL-afhankelijk is, terwijl uit de brief van revalidatiearts [naam 2] naar voren komt dat ze dat wel is.
Eiseres erkent dat bij chronische (klachten als gevolg van) Lyme nog veel discussie is over het nut van langdurige behandeling met medicatie (antibiotica). Wetenschappers zijn het hier niet over eens. De huidige CBO-richtlijn voor Lyme die in Nederland van toepassing is, dateert nog uit 2004 en is in 2013 voor het laatst bijgewerkt. Sindsdien zijn er veel nieuwe (internationale) studieresultaten beschikbaar gekomen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor 27,08% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
26 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 26 oktober 2020 voor 27,08% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het telefonisch spreekuur gesproken. Er is geen informatie opgevraagd omdat eiseres volgens de verzekeringsarts voldoende geïnformeerd was over de medische bevindingen en de behandeling.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 28 april 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier, met daarin onder andere informatie van de behandelaars, bestudeerd. In de bezwaarprocedure heeft eiseres nog een brief van [naam 1], arts [naam kliniek] van 19 november 2020 verstrekt. Ook heeft hij eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft beschreven dat er een vermoeden is van een infectieus proces waarvoor eiseres behandeling krijgt met bepaalde medicamenten. Ook geeft hij aan dat bij eiseres sprake is van moeheid met een voor haar belemmerend karakter. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor dynamische handelingen en statische houdingen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 28 april 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij geeft aan dat eiseres vooral chronisch persisterende vermoeidheidsklachten ervaart. Een revalidatiebehandeling heeft maar beperkt geleid tot afname van de klachten. Vervolgens heeft eiseres zich gewend tot de alternatieve geneeskunde waar de diagnose chronische Lyme gesteld zou zijn op basis van bloedonderzoek, waarna een langdurige medicamenteuze behandeling werd ingezet. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is deze langdurige behandeling met medicatie controversieel. Hij beschrijft dat onderzoeken die zouden bewijzen dat er tevens sprake is van tal van co-infecties met bijpassende afwijkende laboratorium-afwijkingen bij personen die een chronische Lyme-aandoening doormaken, berusten op onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing. De behandeling en diagnose gesteld door de behandelaar [naam 1] zijn volgens hem controversieel. De aanbevolen langdurige behandeling met medicamenten wijkt af van wat in algemeen erkende praktijkrichtlijnen geadviseerd wordt bij een Lyme-infectie.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dat er bij eiseres sprake is van een lijdensdruk en een langdurig klachtenbeeld. Op basis van de beschrijving van de onderzoeksresultaten van de reguliere geneeskunde is echter de conclusie dat er geen ernstige objectieve fysieke afwijkingen zijn vastgesteld en dat er ook geen sprake is van psychiatrische stoornissen.
Eiseres voert aan dat er verschil bestaat tussen het oordeel van de bedrijfsarts en verzekeringsarts voor wat betreft de belastbaarheid in uren. De bedrijfsarts is van mening dat het aantal uren per week beperkt is tot minder dan 10, terwijl de verzekeringsartsen in het geheel geen urenbeperking toekennen. Eiseres verwijst voor wat betreft de urenbeperking ook naar de brief van 19 november 2020 van behandelend arts [naam 1] waarin hij een advies geeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat hij voor een urenbeperking in de FML conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ geen medische indicatie ziet. Hij motiveert dit als volgt. De aandoening ‘chronische lyme’ geeft aan dat sprake is van fysieke klachten, bij eiseres vooral vermoeidheid, zonder dat daaraan een ernstige medische afwijking ten grondslag ligt. Bij dit soort aspecifieke klachten geldt dat uitbreiding van de activiteiten tot een niveau dat leidt tot het ervaren van (meer) klachten, die activiteiten per definitie niet kunnen leiden tot fysieke schade aan de persoon in kwestie. Het moment dat klachten worden ervaren geldt niet als verzekeringsgeneeskundige maat voor de maximale grenzen van de belastbaarheid van eiseres bezien vanuit WIA-perspectief. Dit betekent dat de nu aan de klachten verbonden term chronische Lyme hier niet alsnog een basis biedt voor het aannemen van zwaardere beperkingen. Daarbij geldt ook dat pas aan een urenbeperking wordt toegekomen als niet met meer beperkingen in de overige rubrieken van de FML kan worden volstaan. Bij eiseres is dit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde. De rechtbank volgt deze motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld dat eiseres niet ADL-afhankelijk is. Volgens eiseres komt dit niet overeen met wat revalidatiearts [naam 2] schrijft in zijn conclusie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van
11 oktober 2021 toegelicht dat ADL-zelfstandigheid in verzekeringsgeneeskundige zin iets anders is dan geholpen worden bij sommige persoonlijke activiteiten. De rechtbank kan deze motivering volgen.
Eiseres meent verder dat het Uwv ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor vervoer. Door de bedrijfsarts is wel een beperking voor het vervoer gegeven en de situatie is sindsdien niet veranderd. Ook zijn er te lichte beperkingen voor het lopen aangenomen. Eiseres geeft aan dat zij slechts zeer beperkt zelfstandig kan lopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 11 oktober 2021 toegelicht dat als de definitie en beoordelingscriteria ten aanzien van het FML-item vervoer worden gevolgd, vervoer niet als beperkt te beschouwen is wegens een medische afwijking. Ook voor verdergaande beperkingen ten aanzien van het lopen is geen medische grond.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben onderschat. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom voor eiseres, vanwege het ontbreken van objectiveerbare aandoeningen, geen verdergaande beperkingen dienen te worden aangenomen.
De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op
26 oktober 2020.
Eiseres vraagt de rechtbank een medisch deskundige te benoemen omdat er twijfel is over de medische beoordeling. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft onderbouwd waarom de medische stukken die eiseres heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De rechtbank vindt dan ook dat het Uwv voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 26 oktober 2020 met de middelste van de geduide functies 72,92% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als apothekersassistente, zodat eiseres voor de overige 27,08% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 26 oktober 2020 terecht bepaald op 27,08%. Omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, heeft eiseres op grond van de wet WIA geen recht op een uitkering.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 april 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.