ECLI:NL:RBROT:2022:2503
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van zorgtoeslag over de jaren 2016 en 2017
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van zorgtoeslag. De eiser had in 2020 bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van zijn zorgtoeslag over de jaren 2016 en 2017, waarbij de Belastingdienst had vastgesteld dat hij geen recht had op zorgtoeslag en een bedrag van € 1.080,- voor 2016 en € 1.147,- voor 2017 terugvorderde. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, waarbij het primaire besluit van de Belastingdienst op 17 juli 2020 en het bestreden besluit van 16 november 2020 aan de orde kwamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgtoeslag over de jaren 2016 en 2017 terecht op nihil was vastgesteld, omdat het gezamenlijk toetsingsinkomen van de eiser en zijn toeslagpartner te hoog was. De rechtbank heeft ook overwogen dat de terugvordering van de teveel verstrekte voorschotten zorgtoeslag terecht was, en dat de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden niet voldoende waren om de terugvordering te matigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de terugvordering in stand gelaten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.