1.4.Voorts is bij het verweerschrift ten aanzien van de terugvordering overwogen dat in de bestreden besluiten ten onrechte geen belangenafweging is gemaakt. Deze belangenafweging heeft in het verweerschrift alsnog plaatsgevonden. Hierbij is toegelicht dat bij financiële problemen om een betalingsregeling verzocht kan worden. Op grond van het Verzamelbesluit is niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor (gedeeltelijk) van de terugvordering moet worden afgezien.
Omdat deze belangenafweging ten onrechte niet bij de bestreden besluiten zijn genomen verzoekt verweerder de beroepen van eiser gegrond te verklaren met instandhouding van de rechtgevolgen.
2. Gemachtigde heeft bezwaar ingesteld omdat het voor hem niet duidelijk is hoe de terugvorderingen zijn ontstaan. Na ontvangst van de primaire besluiten heeft er een onderhoud met de Belastingdienst plaatsgevonden waaruit gemachtigde begrepen heeft dat in september 2020 een herberekening van eisers huurtoeslag over de jaren 2017 en 2018 heeft plaatsgevonden. Mogelijk is dit ontstaan door een mutatie van een uitkerende instantie (AOW, pensioenfonds etc.). Gemachtigde diende zelf te rade te gaan bij welke instantie hij hierover informatie kon inwinnen. Gemachtigde heeft geen toegang meer tot het digitale toeslagendossier van zijn vader en bankrekeningen zijn niet meer beschikbaar. Ondanks een telefonische toezegging heeft gemachtigde geen stukken van verweerder ontvangen, om welke reden hij bezwaar heeft ingesteld.
In beroep heeft gemachtigde verwezen naar de bezwaargronden. Tevens is er een afschrift van de email van de Sociale Verzekeringsbank overgelegd, waarin zijn vraag van 23 april 2021 wordt beantwoord. Hierin is bevestigd dat de Sociale Verzekeringsbank de aan eiser uitbetaalde bedragen AOW over de kalenderjaren 2017 en 2018 niet heeft aangepast.
3. Wettelijk kader
Huurtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling. In artikel la, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) is bepaald dat de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing is op de verstrekking van huurtoeslag.
Uit artikel 8, eerste lid en artikel 2, eerste lid, onder i, van de Awir volgt dat het toetsingsinkomen het inkomensgegeven is als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna; Awr). In artikel 21, onderdeel e, van de Awr staat vervolgens wat verstaan moet worden onder het inkomensgegeven: indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen.
Artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) bepaalt dat indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een inkomensgegeven blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, verweerder de tegemoetkoming herziet met inachtneming van die wijziging.
Op grond van artikel 20, derde lid, van de Awir kan een herziening op grond van dit artikel leiden tot een uit te betalen bedrag doch ook tot een terug te vorderen bedrag.
In artikel 26, eerste lid, van de Awir, is bepaald dat indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank is van oordeel dat gemachtigde ten onrechte niet is gehoord en de bezwaren kennelijk ongegrond zijn verklaard. Indien verweerder in de bezwaarfase een hoorzitting had gehouden, was de uitleg waarschijnlijk eerder duidelijk geworden en hadden geen beroepen ingesteld hoeven worden.
De beroepen zijn gelet op het vorenstaande gegrond. De bestreden besluiten zullen om die reden worden vernietigd. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Ten aanzien van de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten overweegt de rechtbank als volgt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op juiste gronden de huurtoeslag over 2017 en 2018 heeft vastgesteld en de hieruit voortvloeiende terugvorderingen, zoals deze in de primaire besluiten zijn vastgesteld, heeft gehandhaafd.
De rechtbank overweegt dat, zoals ter zitting van 10 november 2021 is toegelicht, verweerder verplicht is bij de vaststelling van de huurtoeslag de inkomensgegevens zoals deze zijn vastgesteld door de inspecteur van de inkomstenbelasting te hanteren. Verweerder heeft van de inspecteur op 26 augustus 2020 en 9 september 2020 vernomen dat de inkomensgegevens van eiser over 2017, respectievelijk 2018, leiden tot een hoger verzamelinkomen over deze jaren.
De rechtbank begrijpt dat het voor eisers gemachtigde lastig is om na het overlijden van zijn vader in 2018 te achterhalen waardoor deze inkomensgegevens zijn gewijzigd. Gemachtigde dient zich echter te wenden tot de inspecteur om te achterhalen waardoor deze inkomensgegevens over 2017 en 2018 zijn gewijzigd. Verweerder heeft op juiste gronden de huurtoeslag over 2017 en 2018 met de primaire besluiten definitief vastgesteld.
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de bestreden besluiten in strijd met het motiveringsbeginsel zijn genomen, doordat geen belangenafweging ten aanzien van de terugvorderingen heeft plaatsgevonden. In rechtsoverweging 4 van deze uitspraak heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn en verweerder het griffierecht dient te vergoeden.
De rechtbank overweegt dat met het verweerschrift alsnog een belangenafweging ten aanzien van de terugvorderingen heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden waardoor (gedeeltelijk) van de terugvordering had moeten worden afgezien.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand te laten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.