ECLI:NL:RBROT:2022:2497

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
10/311112-21 / TUL VV: 10/267051-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 2 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 november 2021 opzettelijk brand heeft gesticht in een psychiatrische kliniek in Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft een papiertje in brand gestoken en dit in een waskar geplaatst, wat leidde tot hoge steekvlammen en rookontwikkeling in de gang van de kliniek. Hierdoor ontstond gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezige personen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een drugsverbod en opname in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke brandstichting en legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een chronisch psychotisch toestandsbeeld, en achtte hem in verminderde mate toerekeningsvatbaar. De rechtbank besloot dat de verdachte in een forensische kliniek moet worden opgenomen voor behandeling van zijn psychische problemen, en dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd afgewezen, omdat het bewezen feit na het wijzen van het vonnis is gepleegd, maar de verdachte moet eerst in een kliniek worden opgenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/311112-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/267051-19
Datum uitspraak: 2 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie penitentiair psychiatrisch centrum (PPC),
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 8 februari 2022, aangevuld met de bijzondere voorwaarde zijnde een drugsverbod met urinecontrole, alsmede het bevel dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 januari 2020 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier weken.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het onder primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman bepleit dat de verdachte weliswaar iets in de brand heeft gestoken, maar dat geen sprake is van brandstichting. Voorts heeft de raadsman bepleit dat bij de verdachte geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het stichten van de brand dan wel op de eventuele gevolgen van de brand. Ten slotte heeft de raadsman betwist dat gemeen gevaar voor goederen en personen is ontstaan door het handelen van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte een papiertje in een blikje heeft gedaan en dat hij dat papiertje met behulp van een aansteker met vuur heeft aangestoken en vervolgens in een waskar, in het gedeelte dat een vuilniszak bevat, heeft gedaan, die in de gang van de kliniek stond. Hij deed dit, omdat hij weg wilde uit de kliniek. Op dat moment waren diverse personeelsleden en patiënten op de betreffende afdeling in de kliniek aanwezig. De vuilniszak in de waskar is door de handeling van de verdachte verbrand, waardoor hoge steekvlammen in de gang van de kliniek ontstonden. Personeel is na een brandalarm toegesneld om de brand te blussen, waardoor een ergere brand is voorkomen. Door de brand ontstond veel rook in de kliniek. Een aantal personeelsleden heeft dan ook rook geïnhaleerd, waardoor zij gecontroleerd moesten worden door ambulancepersoneel. De brand vond plaats in de gang die de snelste vluchtroute vormt om het betreffende pand te verlaten. Door de brand is ook de muur en de vloer deels verbrand en aldus beschadigd geraakt. De verdachte wist dat zijn handelen gevaarlijk was.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte niet alleen een papiertje in de brand heeft ‘gestoken’, maar ook dat hij hiermee opzettelijk brand in de kliniek heeft gesticht. Het opzet van de verdachte behoeft overigens slechts te zijn gericht op het brandstichten zelf en niet op het teweegbrengen van de tenlastegelegde gevolgen (HR 8 juli 1992, NJ 1993/13). Door in een kliniek op deze manier brand te stichten is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat gemeen gevaar voor goederen (zoals voor de waskar, de vloer en de muur) te duchten was, maar ook gevaar voor personen, nu er op dat moment diverse personeelsleden en patiënten op de afdeling in de kliniek aanwezig waren, terwijl sprake was van hoge steekvlammen en heftige rookontwikkeling in de gang van de kliniek. Het gevaar heeft zich ook deels geopenbaard doordat diverse personeelsleden rook heeft ingeademd.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en personen, zoals hieronder bewezen zal worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 november 2021 te Rotterdam, in een kliniek, althans een pand, gelegen op/aan de [adres delict] , opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker in aanraking te brengen met papier en de inhoud van een vuilniszak, ten gevolge waarvan een waskar en een muur en een vloer geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de in voornoemd pand aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte werd behandeld in een verslavingskliniek in Rotterdam en hij wilde daar weg, omdat het hem daar niet beviel. Om dit voor elkaar te krijgen, heeft de verdachte in de verslavingskliniek opzettelijk brand gesticht door een waskar in de gang van de kliniek in de brand te steken. Hierna is de verdachte weggegaan en heeft hij geen enkele hulp ingeroepen. Deze brand heeft schade veroorzaakt in de kliniek in kwestie. Daarnaast is er ook ernstig gevaar voor de personeelsleden en patiënten van de kliniek ontstaan. Zo hebben er verschillende personeelsleden rook geïnhaleerd en moesten zij door ambulancepersoneel worden gecontroleerd op rookintoxicatie.
Brandstichting behoort niet voor niets tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaar zettende situaties kunnen ontstaan. Het veroorzaakt dan ook grote angst en onrust in de samenleving, in dit geval in het bijzonder bij de personeelsleden en patiënten van de kliniek.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor brandstichting.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam psychiater 1] en psychiater i.o. [naam psychiater 2] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 januari 2022. Dit rapport houdt het volgende, kort en zakelijk weergegeven, in.
Betrokkene lijdt aan een chronisch psychotisch toestandsbeeld als gevolg van schizofrenie.Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabis- en tabaksgebruik. Ook zijn er aanwijzingen voor een verminderd cognitief functioneren en/of een lager intellect.
Deze combinatie van stoornissen waren aanwezig tijdens de hem tenlastegelegde feiten.Betrokkene was zelfs klinisch opgenomen op een gesloten psychiatrische afdeling onder de vlag van een lopende zorgmachtiging in verband met een psychotische decompensatie. De chronisch psychotische aandoening beperkt betrokkene al vele jaren in de meeste levensgebieden. Hij heeft moeite zichzelf staande te houden in deze maatschappij. De chronisch aanwezige aandoening maakt hem kwetsbaar voor decompensaties, met name wanneer hij zijn medicatie onvoldoende trouw inneemt, cannabis gebruikt en/of wanneer hij overprikkeld of overvraagd word. Betrokkene kan geen realistische doelen stellen en overziet de gevolgen van zijn denken en handelen niet. Frequent werd hij, soms ook gedwongen, opgenomen bij psychotische decompensatie. Dat was ook nu het geval.
De combinatie van psychopathologie maakte dat hij beperkt is in zijn handelingsvrijheid en, zonder over de consequenties van zijn gedrag voldoende na te denken, handelde. Zijn cognitieve beperkingen, achterdochtige inkleuring en zeer beperkte coping maakte dat hij brandstichtte om zodoende van de kliniek te kunnen weglopen. De onderzoekers adviseren de rechtbank daarom de hem tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen, indien bewezen. Onderzoekers verwachten dat het risico op een recidive psychotische decompensatie hoog is, maar verwachten dat het risico op een recidive brandstichting laag is. De onderzoekers zijn van mening dat betrokkene moet worden opgenomen in een forensische kliniek waar de psychotische stoornis verder kan worden behandeld, er gewerkt kan worden aan een duurzame abstinentie van cannabis en nader diagnostisch onderzoek kan plaatsvinden. Vanuit de dan bereikte stabiliteit kan gewerkt worden aan resocialisatie, waarbij betrokkene ondersteund wordt op alle levensgebieden. Een kliniek zoals een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), in de regio, zou hierin kunnen voorzien.Vanuit die klinische setting zou betrokkene vervolgens gefaseerd en verantwoord over kunnen naar een beschermd wonen van een Regionale Instelling voor Beschermend en Begeleid Wonen (RIBW) met betrokkenheid van een ambulante forensische FACT team. Om de behandelmotivatie te vergroten adviseren de onderzoekers het aangaan van de behandeling en verblijf op een gesloten afdeling, als bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.De onderzoekers schatten in dat deze stok achter de deur betrokkene helpt zijn motivatie de behandeling te ondergaan vast te houden. Daarnaast kan dan ook de reclassering worden ingezet om toezicht te houden op het behandeltraject. De huidige zorgmachtiging is nog geldig tot 7 april 2022. Naar de mening van de onderzoekers is de combinatie van zowel een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, naast de lopende zorgmachtiging, effectief om de behandeling vorm te geven en het risico op recidive voor langere tijd te verminderen.
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor (Den Haag) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2022. Dit rapport houdt, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in.
GGZ Reclassering Fivoor is het met de deskundigen van het NIFP eens dat een langdurige opname in een forensische setting noodzakelijk is om een duurzame behandeling voor zijn stoornis te borgen, volledige abstinentie van cannabis te bewerkstelligen en nader onderzoek te doen naar de verstandelijke vermogens van betrokkene. Een reclasseringstoezicht met de voorwaarde opname in een zorginstelling biedt betrokkene de kans op een langdurig en vooral duurzaam traject waarin geleidelijk gewerkt kan worden aan een zo optimaal mogelijk resocialisatieresultaat.Na de klinische behandeling kan betrokkene verantwoord doorstromen naar een vorm van begeleid- of beschermd wonen. Betrokkene heeft nog een zorgmachtiging tot 7 april 2022. Deze is, bij navraag, niet opgeheven. GGZ Reclassering Fivoor adviseert om naast het opleggen van een opname in een zorginstelling een verlenging van de zorgmachtiging aan te vragen.De reclassering zal zorg dragen voor een aansluitende opname na detentie. Gezien de korte tijd tussen de aanvraag IFZ en het vonnis verzoekt de reclassering bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met een periode van minstens acht weken om een goede overgang tussen detentie en opname mogelijk te maken.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.- Meldplicht bij reclassering- Opname in een zorginstelling- Ambulante behandeling- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiaters gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht voor wat hij heeft gedaan.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij de rechtbank tevens heeft acht geslagen op 1) de aard en omvang van de schade en het ontstane gevaar en 2) de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte; de strafeis van de officier van justitie sluit hier naar het oordeel van de rechtbank bij aan.
Het verzoek van de verdediging om het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan het voorarrest van de verdachte, verhoudt zich niet met de ernst van het bewezenverklaarde en het gevaar dat het heeft veroorzaakt. Bovendien heeft de reclassering te kennen gegeven dat het acht weken de tijd nodig heeft om een goede overgang tussen detentie en opname in een kliniek mogelijk te maken.
Nu bijzondere voorwaarden, zoals hiervoor omschreven, noodzakelijk worden geacht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft laten weten dat hij niet in een kliniek wil worden opgenomen. De rechtbank vindt het echter belangrijk dat hij juist wel wordt opgenomen en wordt behandeld in een kliniek, zoals geadviseerd door de psychiaters en de reclassering. Dit vindt de rechtbank belangrijk om stabiliteit te creëren in het leven van de verdachte en om de kans op een nieuwe psychotische decompensatie te verkleinen. De rechtbank hoopt dat de verdachte, wanneer hij in de juiste kliniek is geplaatst, gemotiveerd zal raken om mee te werken met de behandeling. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij zich netjes gaat houden aan de bijzondere voorwaarden, zoals de rechtbank die zou opleggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf is er ook voor bedoeld om de verdachte te stimuleren zich aan de bijzondere voorwaarden, zoals de opname in een kliniek, te houden.
De rechtbank geeft de officier van justitie overigens in overweging om een aanvraag te doen om de lopende zorgmachtiging te verlengen, zoals geadviseerd door de deskundigen en de reclassering.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Dat ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, baseert de rechtbank op het feit dat hij ten tijde van het tenlastegelegde in een proeftijd liep van een veroordeling voor een geweldsdelict en het hoog ingeschatte recidiverisico door de reclassering. Tevens heeft de rechtbank hierbij acht geslagen op de conclusie van de psychiaters dat de kans op recidive op een nieuwe psychotische decompensatie bij de verdachte hoog is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 januari 2020 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van bedreiging en mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 februari 2020.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer dient te
worden gelegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan
het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen
nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Een tenuitvoerlegging wordt echter op dit moment niet opportuun geacht, omdat 1) het bewezenverklaarde aan het einde van de proeftijd is begaan, 2) de verdachte binnen afzienbare tijd (conform de bijzondere voorwaarden) dient te worden opgenomen in een kliniek en 3) het bewezenverklaarde een andersoortig feit betreft dan de feiten waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd. De vordering wordt derhalve afgewezen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij GGZ Reclassering Antes op het volgende adres: Hoge Bakstraat 44 te Dordrecht of een andere soortgelijke instelling door de reclassering aan de veroordeelde opgegeven. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als Reclassering dat gedurende deze periode nodig acht. Indien er sprake is van een klinisch traject zal veroordeelde in de kliniek bezocht worden door de reclassering;
gezien de directe samenhang van de psychiatrische problematiek met het criminele gedrag van veroordeelde, wordt hij verplicht om zich voor deze problematiek in een intramurale of forensische inrichting te laten diagnosticeren en behandelen, gedurende de termijn van maximaal 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de instelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
gezien de directe samenhang van de psychiatrische problematiek van veroordeelde met het criminele gedrag wordt hij verplicht om zich voor deze psychiatrische problematiek ambulant te laten behandelen bij een Forensische Polikliniek;
de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en in deze instelling te verblijven en zich te houden aan het (dag) programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 januari 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en W.S. Korteling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2022.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam, in een (psychiatrische) kliniek, althans een pand, gelegen op/aan de [adres delict] , opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking te brengen met papier en/of de inhoud van een vuilniszak, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een waskar en/of een muur en/of een vloer geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor meubels/het interieur van voornoemd pand, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor de in voornoemd pand aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een waskar in een (psychiatrische) kliniek gelegen op/aan de Prins [adres delict] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Antes kliniek, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;