ECLI:NL:RBROT:2022:2482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/5206
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiseres door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres, die als medewerker huishouding werkte, had zich op 30 oktober 2018 ziekgemeld vanwege bekkenklachten. Het UWV had haar een WIA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 39,69%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat haar medische situatie slechter was en dat er meer beperkingen waren dan het UWV had aangenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht op 39,69% heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en aan de vereiste voorwaarden voldoen. Eiseres had niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de rapporten niet klopten. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden beoordeeld en dat de beperkingen die in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) waren opgenomen, juist waren. Eiseres had ook aanvullende medische informatie ingediend, maar de rechtbank vond dat deze informatie geen nieuwe relevante gegevens bevatte die de beoordeling van het UWV konden veranderen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een hogere WIA-uitkering. De proceskosten werden niet vergoed, omdat eiseres in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5206

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. M.Y. van Oel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: Y. Huisman).

Procesverloop

Met het besluit van 29 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 39,69%.
Bij besluit van 30 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres werkte als medewerker huishouding. Zij heeft zich op 30 oktober 2018 wegens bekkenklachten ziekgemeld voor dit werk
.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 27 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 60,31% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 39,69%. Daarom krijgt eiseres per 27 oktober 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat haar medische situatie slechter is en dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 39,69% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 27 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 27 oktober 2020 voor 39,69% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 12 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de brief van de bekkenfysiotherapeut geen reden geeft om het standpunt te wijzigen omdat het geen nieuwe relevante informatie betreft.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door fysieke klachten (bekkeninstabiliteit, schouderklachten) en psychische klachten (spanningsklachten). De spanningsklachten zijn volgens hem een reactie op de pijnklachten. Eiseres volgt fysiotherapie en wordt behandeld door een psycholoog. Hij constateert verder dat er een groot verschil is tussen de mate waarin eiseres de klachten ervaart en de klachten die objectiveerbaar kunnen worden vastgesteld. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, en onder andere voor frequent reiken, buigen, duwen/trekken, lopen en zitten. Ten opzichte van de eerdere FML van de bedrijfsarts wijkt de verzekeringsarts af. Hij vindt onder meer een urenbeperking niet aan de orde, en hij neemt minder zware beperkingen aan voor frequent buigen, duwen/trekken en zitten tijdens het werk.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 12 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven.
15. Eiseres voert in beroep aan dat het UWV meer beperkingen had moeten aannemen in de FML voor onder meer frequent buigen en duwen/trekken vanwege ernstige rugklachten. Bovendien zijn de verzekeringsartsen er onterecht van uitgegaan dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn, maar dat duurzaamheid pas relevant is in geval van volledige arbeidsongeschiktheid. En daar is hier geen sprake van. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in deze motivering. Verder geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de klachten van eiseres onderkend zijn, maar dat niet de klachten in de FML worden opgenomen, maar de medisch objectiveerbare beperkingen. De klachten van eiseres zijn slechts deels medisch objectiveerbaar. Meer beperkingen kunnen om die reden niet aangenomen worden. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier niet in te volgen.
17. Eiseres meent verder dat er ten onrechte geen uitvoerig nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar haar mentale gezondheid. Het had volgens haar daarom op de weg gelegen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om informatie op te vragen bij haar psycholoog. De rechtbank volgt eiseres hier niet in. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende uitgelegd dat uit het bezwaarschrift niet is gebleken dat eiseres het oneens was met de bevindingen op dit gebied. Bovendien had het op de weg van eiseres gelegen om in beroep alsnog informatie van haar psycholoog te overleggen als zij vindt dat die informatie van belang is.
18. In beroep heeft eiseres aanvullende medische informatie van haar fysiotherapeut overlegd. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom deze stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Zij heeft toegelicht dat deze informatie geen nieuwe medische gegevens bevat, maar hooguit duidelijker een oorzaak aangeeft voor de bekkenklachten van eiseres. De klachten zelf waren reeds bekend en hebben tot beperkingen in de FML geleid. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- ( sbc-code 264122) Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- ( sbc-code 267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 26 augustus 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
Machinaal metaalbewerker
21. Eiseres meent dat het UWV onvoldoende onderbouwt waaruit blijkt dat er in de functie Machinaal metaalbewerker slechts 55 keer per uur gereikt hoeft te worden. Er wordt in deze functie meer dan normaal gereikt en dat zou een te zware belasting opleveren gezien haar beperkingen. Ook zou er sprake zijn van een te hoog handelingstempo.
22. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapportage van 12 november 2021 voldoende heeft uitgelegd waarom er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. In het resultaat functiebeoordeling, dat deel uitmaakt van het arbeidsdeskundig rapport, staat dat er in deze functie dagelijks maximaal 55 maal per uur gereikt wordt. Dat is ruim onder de aangegeven lichte beperking van eiseres op dit aspect in de FML, waaruit blijkt dat zij rechts 600 maal per uur kan reiken en links niet beperkt is. Ook op gebied van handelingstempo blijkt niet dat er een discrepantie is tussen de beperkingen van eiseres en het resultaat functiebeoordeling op dit punt. De functie is daarom terecht geschikt geacht.
Productiemedewerker industrie
23. Eiseres vindt dat de functie Productiemedewerker industrie niet passend is. In de brief van de bekkenfysiotherapeut staat dat eiseres niet langer dan tien minuten pijnvrij kan zitten, en dat daarom deze functie voor haar te zwaar is. Bovendien is de functie niet passend omdat er frequent gereikt moet worden. Tot slot is de functie niet passend omdat er gewerkt wordt op een werkstoel zonder leuning.
24. De rechtbank vindt dat ook hier de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is deze functie te vervullen. De maximale belastbaarheid ten aanzien van reiken door eiseres wordt niet overschreden. Verder blijkt uit de FML niet dat eiseres beperkt is voor langdurig zitten, waardoor er geen sprake kan zijn van een overschrijding op dit punt. Over het gebruik van een werkstoel zonder leuning heeft de arbeidsdeskundig al in bezwaar uitgelegd dat dit geen probleem hoeft te zijn, omdat er verzocht kan worden om een werkstoel met leuningen. Los daarvan blijkt uit de FML ook op dit punt niet dat er een beperking is aangenomen. Eiseres zou in staat moeten zijn om te werken op een werkstoel zonder leuningen. Ook deze functie is daarmee terecht geschikt geacht.
25. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiseres op 27 oktober 2020 met de middelste van deze functies 60,31% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als medewerker huishouding, zodat eiseres voor de overige 39,69% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 27 oktober 2020 daarom terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 39,69%.

De conclusie van de rechtbank

26. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier, op 31 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op:
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.