ECLI:NL:RBROT:2022:2480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/4488
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres, die als medewerkster schoonmaak werkte, had zich op 30 oktober 2018 ziekgemeld vanwege pijnklachten. Het UWV had op 21 oktober 2020 besloten dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd in een later stadium door het UWV bevestigd na een bezwaarprocedure. Eiseres was van mening dat haar medische situatie slechter was dan het UWV had vastgesteld en dat er meer beperkingen waren dan in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) waren opgenomen.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op 27 oktober 2020 voor 20,94% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar klachten over rug- en knieproblemen, niet overtuigend geacht, omdat zij deze niet had onderbouwd met nieuwe medische stukken. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de functies die het UWV had geduid, passend waren voor eiseres, en dat zij in staat was om deze functies te vervullen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed worden. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4488

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Can),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: A. Cuman-Resić).

Procesverloop

Met het besluit van 21 oktober 2020 heeft het UWV geweigerd aan eiseres per 27 oktober 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 12 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres werkte als medewerkster schoonmaak. Zij heeft zich op 30 oktober 2018 wegens pijnklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 27 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres met haar beperkingen nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 83,44% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullend een beperking opgenomen voor horen. De overige beperkingen zijn volgens haar juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft één functie laten vallen, omdat eiseres niet aan het gestelde opleidingsniveau voldoet en een nieuwe functie geduid. Eiseres kan met de middelste van de geduide functies 79,06% verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Zij ervaart steeds weer een verslechtering van haar situatie en zij is nog in afwachting van operaties aan haar rug en aan haar knie. Verder stelt eiseres dat zij met haar beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 20,94% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 27 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 27 oktober 2020 voor 20,94% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Een verzekeringsarts heeft het oordeel van de arts getoetst en akkoord bevonden.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 17 juni 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiseres gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij alleen ten aanzien van het horen anders denkt over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De arts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door fysieke klachten (gonartrose, artrose aan de linkerschouder, spinale stenose). In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor sterke schokken of trillingen op het lichaam, frequent reiken, duwen/trekken, tillen/dragen, lopen, trappenlopen, klimmen, frequent knielen/hurken, staan, zitten, geknield/gehurkt actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn. Er zijn geen beperkingen opgenomen voor de klachten die voortkomen uit de door de reumatoloog vastgestelde fibromyalgie, omdat volgens de arts de pijnklachten bij deze aandoening niet per se leiden tot beperkingen. Bezig blijven zou niet zorgen voor schade aan de gezondheid en voorkomt bovendien dat de conditie verminderd. Ook voor de psychische klachten zijn geen beperkingen aangenomen, omdat deze klachten samen lijken te hangen met de fysieke problemen, en omdat eiseres hiervoor niet (meer) behandeld wordt.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 17 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres grotendeels in stand kan blijven. Tijdens de hoorzitting kwam naar voren dat eiseres al langere tijd last heeft van verminderd gehoor aan de linkerkant, waarvoor zij inmiddels een gehoorapparaat draagt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom aanvullend een beperking aangenomen voor horen.
14. Eiseres meent dat het UWV te weinig beperkingen heeft aangenomen, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met de klachten aan haar handen en vingers en de rug- en knieklachten. Met die klachten kan zij de geduide functies niet verrichten. Eiseres heeft deze klachten niet onderbouwd met nieuwe medische stukken.
15. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat eiseres gelet op de rug- en knieklachten beperkt is in langdurig zitten, staan en lopen en dat dat ook past bij de aandoening. Daar zijn ook beperkingen voor toegekend. Verder neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in aanmerking dat aan de handen tijdens de onderzoeken door de (verzekerings)artsen geen afwijkingen werden gevonden. Ook uit de brieven van de specialisten blijkt niet van klachten of artrose aan de handen. Bij de geconstateerde wervelkanaalstenose is het ook niet passend omdat deze zich laag in de rug bevindt. Daarom hoeven er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperkingen in de handen te worden aangenomen.
17. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts tot een onjuiste medische conclusie is gekomen. Dat betekent ook dat hoe iemand zich voelt zonder medische onderbouwing niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
18. Datzelfde geldt voor wat betreft de urenbeperking die volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nodig is. Eiseres geeft slechts aan dat zij meer recuperatietijd nodig heeft vanwege vermoeidheids- en pijnklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft over de urenbeperking in het rapport opgenomen dat uit het dagverhaal niet kan worden opgemaakt of sprake is van noodzakelijke recuperatiemomenten, omdat eiseres aangeeft de hele dag niets te doen, en dat eiseres ook verteld heeft overdag niet te slapen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een urenbeperking ook niet passend bij de gestelde diagnose, omdat er juist wordt geadviseerd in beweging te blijven. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende uitgelegd waarom er geen urenbeperking hoeft te worden aangenomen. Nu ook op dit punt een nadere medische onderbouwing ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om aan de juistheid van hetgeen de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt stelt te twijfelen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is vanwege haar klachten en diagnose, is dat toch nodig om tegen het rapport van de verzekeringsarts in te kunnen gaan.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- 267051 Monteur printplaten;
- 267071 Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen;
- 111180 Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
20. Eiseres heeft aangevoerd dat zij gelet op haar beperkingen deze geduide functies niet kan verrichten.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 8 juli 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
22. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 27 oktober 2020 met de middelste van deze functies 79,06% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als medewerkster schoonmaak, zodat eiseres voor de overige 20,94% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

24. Het UWV heeft terecht de WIA‑uitkering van eiseres geweigerd per 27 oktober 2020.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier, op 31 maart 2022.
griffier rechter
De uitspraak is verzonden op:
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.