ECLI:NL:RBROT:2022:2475

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
9512745 VZ VERZ 21-16707
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak betreffende mandaatverhoging en afsluiting tuinhek

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.H. Bargeman, een verzoek ingediend tegen de vereniging [verweerster], vertegenwoordigd door mr. B.N.J. de Wilde. Het verzoek betreft de nietigverklaring van een besluit van de vereniging van 27 september 2021, waarin het bestuur mandaat kreeg voor het verstrekken van opdrachten bij calamiteiten tot een bedrag van € 7.000,00 per boekjaar, en de afsluiting van het tuinhek. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 maart 2022, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het besluit tot verhoging van het mandaat in strijd is met de splitsingsakte, omdat het besluit niet op de juiste wijze is genomen. De rechter heeft het verzoek van verzoekster om dit besluit nietig te verklaren toegewezen. Wat betreft de afsluiting van het tuinhek, heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit besluit nietig is, maar dat verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek tot vernietiging, omdat het tuinhek geen gemeenschappelijk goed is en de vereniging niet bevoegd was om hierover te beslissen.

De rechter heeft de vereniging veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 583,00, inclusief griffierecht en salaris voor de gemachtigde. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9512745 VZ VERZ 21-16707
uitspraak: 30 maart 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster],
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.H. Bargeman te Rotterdam,
tegen
de vereniging
[verweerster]
,
gevestigd te [vestigingsplaats verweerster],
verweerster,
gemachtigde: mr. B.N.J. de Wilde te Etten-Leur.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoekster]” en “[verweerster]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 8, ontvangen op 27 oktober 2021;
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 5, (per e-mail) ontvangen op
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekster] overgelegde brief van 7 januari 2022, met producties 9 en 10;
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekster] overgelegde
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekster] overgelegde
1.2
De mondelinge behandeling heeft (uiteindelijk, na een eerder uitstelverzoek van [verzoekster] van de op 17 januari 2022 geplande zitting) plaatsgevonden op 16 maart 2022. [verzoekster] was daarbij aanwezig, vergezeld door haar partner, en [naam 1], woonachtig op [huisnummer 1], en [naam 2], woonachtig op [huisnummer 2]. [verzoekster] werd bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, vergezeld door mr. P.A. Visser, kantoorgenoot. Namens [verweerster] is verschenen [naam 3], voorzitter, vergezeld door [naam 4], woonachtig op [huisnummer 3]. [verweerster] werd bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Alle stemgerechtigde leden zijn opgeroepen en hebben ter zitting de gelegenheid gehad hun standpunt naar voren te brengen. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoekster] is eigenaar van het appartementsrecht [adres].
2.2
Aan de achterzijde van het appartementencomplex bevindt zich een tuin die eigendom is van de gemeente Schiedam. De tuin is van de openbare weg afgescheiden door middel van een hekwerk, voorzien van een poort. Ook het hekwerk is eigendom van de gemeente Schiedam.
2.3
Artikel 37 lid 1 van het, op de splitsingsakte van toepassing verklaarde, modelreglement
luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“De vergadering beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken (…)”.
2.4
Artikel 40 lid 5 van het modelreglement luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“Voorzover in verband met de omstandigheden het nemen van spoedeisende maatregelen, welke uit een normaal beheer kunnen voortvloeien, noodzakelijk is, is de administrateur zonder opdracht van de vergadering hiertoe bevoegd, met dien verstande dat hij voor het aangaan van verbintenissen een belang van een nader in de akte te bepalen bedrag te boven gaande de machtiging nodig heeft van de voorzitter van de vergadering en voor het aangaan van verbintenissen een belang van een nader in de akte te bepalen bedrag te boven gaande de machtiging van de vergadering.”
2.5
Sub 16, onder “Wijzigingen en aanvullingen algemeen reglement”, van de splitsingsakte luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“De bedragen bedoeld in artikel 40 lid 5 van het algemeen reglement bedragen respectievelijk vijfhonderd gulden en éénduizend gulden.”
2.6
In de vergadering van [verweerster] van 27 september 2021 is het besluit genomen (agendapunt 11) dat aan het bestuur mandaat wordt verstrekt voor het verstrekken van opdrachten bij calamiteiten tot een bedrag van € 7.000,00 per boekjaar en (agendapunt 12) dat het tuinhek wordt afgesloten.
2.7
De gemeente Schiedam heeft een constateringsrapport d.d. 24 november 2021 opgesteld met betrekking tot het afgesloten hekwerk. In dat rapport is (kort gezegd) vermeld dat die afsluiting in strijd is met het Bouwbesluit en dat het kastje met daarin de sleutel van de poort van het hek dat zich thans bij het hek bevindt niet is toegestaan.

3..Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1
[verzoekster] heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om het besluit van [verweerster] van 27 september 2021, agendapunt 11, nietig te verklaren, althans het besluit te vernietigen en om het besluit van [verweerster] van 27 september 2021, agendapunt 12, inhoudende afsluiting van het hek van de tuin zoals de situatie bij oplevering, te vernietigen, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van juridische bijstand.
3.2
Daartoe heeft [verzoekster] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
Het besluit met betrekking tot de verhoging van het mandaat aan het bestuur voor het verstrekken van opdrachten in geval van calamiteiten is in strijd met de splitsingsakte. Het besluit is genomen middels een normaal vergaderbesluit, terwijl voor wijziging van in de splitsingsakte genoemde bedragen een wijziging van de splitsingsakte is vereist. Bij de besluitvorming is ook aan de orde geweest dat het besluit in strijd is met de splitsingsakte. Indien wordt geoordeeld dat het besluit niet nietig is, dan stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat het genomen besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, onder andere omdat sprake is van een aanzienlijke verhoging van het mandaat. Die verhoging had nader onderbouwd moeten worden.
3.2.2
De afsluiting van het tuinhek verhindert de vluchtroute naar de openbare weg en is in strijd met het Bouwbesluit en het Huishoudelijk reglement. Het genomen besluit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid en dient daarom vernietigd te worden.

4..Het verweer

4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek, althans de hoogte van het bedrag van het mandaat in alle redelijkheid vast te stellen door middel van een gedeeltelijke vernietiging van het besluit, en met betrekking tot de afsluiting van het tuinhek subsidiair de procedure aan te houden, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
Daartoe heeft [verweerster] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
4.1.1
Het besluit met betrekking tot de verhoging van het mandaat aan het bestuur voor het verstrekken van opdrachten in geval van calamiteiten mocht op grond van artikel 37 lid 5 van het modelreglement genomen worden met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de stemmen. Daarvan is sprake geweest. Het besluit is derhalve geldig. Een wijziging van de splitsingsakte is niet vereist. Het besluit is ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid, onder andere omdat de bedragen (in guldens) niet meer van deze tijd zijn.
Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat het bedrag van € 7.000,00 niet redelijk is, wordt verzocht om dat bedrag te wijzigen in een door de kantonrechter redelijk te achten bedrag.
4.1.2
[verweerster] wil zich houden aan het Bouwbesluit. Het is echter niet aan [verweerster] om het tuinhek aan te passen, maar aan de gemeente Schiedam als eigenaar van het hek.

5..De beoordeling van het verzoek

5.1
Voorop gesteld moet worden dat het verzoek tijdig is gedaan, zodat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek.
5.2
Uit artikel 5:124 BW volgt dat op besluiten van [verweerster] de artikelen 2:14 en 2:15 BW van toepassing zijn. Artikel 2:14 lid 1 BW bepaalt dat een besluit van een rechtspersoon nietig is, als het in strijd is met de wet of de statuten. De kantonrechter is op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW in samenhang gelezen met artikel 5:130 lid 1 BW bevoegd om een besluit van de vergadering van [verweerster] te vernietigen wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Bij de beoordeling geldt als toetsingsmaatstaf of de vergadering van [verweerster] bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
ten aanzien van het besluit tot verhoging van het mandaat aan het bestuur voor het verstrekken van opdrachten in geval van calamiteiten tot € 7.000,00 per jaar
5.3
In (sub 16 van) de splitsingsakte worden (maximum)bedragen genoemd die gelden in geval van het nemen van spoedeisende maatregelen, zoals bedoeld in artikel 40 lid 5 van het modelreglement. Voor het aangaan van verbintenissen in het kader van spoedeisende maatregelen met een belang van een bedrag van 500 gulden te boven gaande, is de machtiging nodig van de voorzitter van de vergadering en voor het aangaan van verbintenissen met een belang van een bedrag van 1.000 gulden te boven gaande, is de machtiging nodig van de vergadering.
5.4
In de vergadering van [verweerster] van 27 september 2021 is het besluit genomen dat aan het bestuur mandaat wordt verstrekt voor het verstrekken van opdrachten bij calamiteiten tot een bedrag van € 7.000,00 per jaar. Dat bedrag wijkt af van de in de splitsingsakte vermelde (maximum)bedragen, zoals hiervoor vermeld. [verweerster] heeft een beroep gedaan op artikel 37 lid 5 van het modelreglement en daartoe aangevoerd dat het besluit met een drie/vierde meerderheid van de stemmen is genomen, maar dat artikel(lid) heeft geen betrekking op calamiteiten en is derhalve niet van toepassing in het onderhavige geval.
Dit betekent dat het besluit in strijd is met de splitsingsakte. In de notulen van de vergadering is overigens ook (tot twee keer toe) vermeld dat tijdens de vergadering is vastgesteld dat het besluit in strijd is met de akte van splitsing, maar dat het besluit vanwege de werkbaarheid is genomen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat dit besluit nietig wordt verklaard. Het hierop gerichte verzoek wordt dan ook toegewezen.
5.5
De kantonrechter overweegt nog wel dat, hoewel het besluit dus in strijd is met de splitsingsakte, hij op zich begrip heeft voor het besluit. Met bedragen van maximaal 1.000 gulden kan (omgerekend naar euro’s) niet adequaat gehandeld worden door het bestuur in geval van calamiteiten, met alle mogelijke gevolgen van dien. Vastgesteld moet worden dat [verzoekster] niets heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het besluit tot verhoging van het mandaat in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Voor de verzochte vernietiging van het besluit bestaat dan ook geen grond.
ten aanzien van het besluit tot afsluiting van het tuinhek
5.6
Tussen partijen staat (thans) vast dat de afsluiting van de poort van het tuinhek in strijd is met het Bouwbesluit. Dit volgt ook uit het door [verzoekster] overgelegde constateringsrapport van de gemeente Schiedam. Vaststaat echter ook dat het tuinhek eigendom is van de gemeente Schiedam. Het is derhalve aan de gemeente Schiedam om het slot van de poort van het hek aan te passen en ervoor te zorgen dat vanuit de tuin ongehinderd de openbare weg bereikt kan worden in geval van calamiteiten. In artikel 37 lid 1 van het modelreglement is bepaald dat de vergadering beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken. Nu het tuinhek geen gemeenschappelijke gedeelte of gemeenschappelijke zaak is, is [verweerster] niet gerechtigd om een besluit te nemen met betrekking tot het tuinhek. Dit betekent dat het besluit in beginsel nietig is. Nu dat echter niet is verzocht, wordt [verzoekster] in zoverre niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten
5.7
[verzoekster] heeft geen enkele grondslag en onderbouwing genoemd voor de verzochte vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is aan de verzochte kostenvergoeding geen enkel concreet bedrag gekoppeld. Het voorgaande betekent dat dit verzoek van [verzoekster] reeds hierom niet toewijsbaar is.
5.8
[verweerster] zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

6..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het besluit tot verhoging van het mandaat aan het bestuur voor het verstrekken van opdrachten in geval van calamiteiten tot een bedrag van € 7.000,00 per boekjaar nietig;
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van het besluit tot afsluiting van het tuinhek;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] vastgesteld op € 85,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
764