Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 5 oktober 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 16 december 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aantekening dat op 4 februari 2022 de mondelinge behandeling is gehouden, waarbij mr. Van Drenth met en [gedaagde] zonder bericht van verhindering niet is verschenen, maar wel per telefoon vragen van de kantonrechter heeft beantwoord;
- de akte uitlating van de zijde van [eiser] .
2..De vordering, de grondslag en het verweer
3..De beoordeling van het geschil
heeft betwist dat aan [gedaagde] zou zijn bericht dat de mondelinge behandeling niet door zou gaan. Hij heeft wel erkend het bedrag van € 1.814,64 te hebben ontvangen, maar stelt dat dit niet het volledige openstaande bedrag betreft en dat ook de kosten niet zijn voldaan.
heeft vervolgens toegezegd om binnen twee weken alsnog het bedrag van € 766,38 – zijnde € 50,23 aan restant hoofdsom, € 240,- aan griffierecht, € 102,15 aan dagvaardingskosten en € 374,- aan gemachtigdensalaris – aan [eiser] te voldoen. Bij akte van 21 februari 2022 heeft [eiser] de kantonrechter bericht dat het bedrag niet is ontvangen en heeft [eiser] de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen.