ECLI:NL:RBROT:2022:2470

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
633109 / HA RK 22-149
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot verschoning in een faillissementszaak

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin mr. M. Aukema, rechter in de rechtbank Rotterdam, een verzoek tot verschoning heeft ingediend. Dit verzoek was noodzakelijk omdat de rechter eerder was benoemd tot rechter-commissaris in het faillissement van een vennootschap, waarvan de bestuurder een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. De rechter stelde dat hij niet kon uitsluiten dat er bij partijen en andere belanghebbenden de schijn van partijdigheid zou kunnen ontstaan, ondanks dat hij zelf geen subjectieve partijdigheid ervoer. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleverden voor de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. Daarom werd het verzoek tot verschoning toegewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor verschoningszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd ondertekend door de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer : 633109 / HA RK 22-149
Beslissing van 7 februari 2022
op het verzoek van:
mr. M. Aukema,
rechter in de rechtbank Rotterdam, team insolventie (hierna: de rechter),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de zaak van:
[naam],
wonende te [adres] .

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Op de zitting van de rechter van 9 februari 2022 staat gepland de mondelinge behandeling van het verzoek ex artikel 287b van de Faillissementswet van [naam] (moratorium, hierna: het verzoek). Deze procedure heeft als kenmerk 22.98 + 22.99 VOVO.
1.2.
Op 4 februari 2022 heeft de rechter een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.
1.3.
Aan de verschoningskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure.

2.Het verzoek

2.1.
Ter adstructie van het verzoek om verschoning heeft de rechter het volgende aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven – :
2.1.1.
Op 1 februari 2022 is de rechter benoemd als rechter-commissaris in het faillissement van [naam vennootschap] BV (hierna: de vennootschap), uitgesproken op dezelfde datum. Het faillissement staat geregistreerd onder nummer F. 10/22/24. De heer [naam] is (via een tussenholding) aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap. De heer [naam] en de gerekwestreerde zijn bij de uitnodiging voor de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld van de behandeling van het verzoek door de rechter.
2.1.2.
Op de heer [naam] in zijn hoedanigheid van (indirecte) statutaire bestuurder van de vennootschap rusten diverse uit de Faillissementswet (hierna ook: Fw) voortvloeiende verplichtingen, zoals bijvoorbeeld de inlichtingen- en medewerkingsplicht (artikelen 106, 105 en 105a Fw). Verder zal de curator op grond van de Faillissementswet onder meer gehouden zijn onderzoek te doen naar de wijze waarop het bestuur van de vennootschap zijn bestuurstaken heeft vervuld (artikel 68 Fw). In zijn rol van rechter-commissaris zal de rechter toezicht houden op het faillissement van de vennootschap en onder meer beslissingen moeten nemen over mogelijke verhoren, de sanctionering van mogelijke niet-nakoming van de voornoemde plichten van het bestuur en ten aanzien van de uitkomsten van de onderzoeken van de curator.
2.1.3.
De rechter is om die reden van mening dat hij het onderhavige verzoek niet kan behandelen. Van subjectieve partijdigheid is volgens de rechter geen sprake: het gaat de rechter erom dat hij niet kan uitsluiten dat bij partijen en andere belanghebbenden bij het verzoek mogelijk de schijn van partijdigheid wordt gewekt.

3.De beoordeling

3.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door de rechter aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig is.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4.
De door de rechter aangevoerde omstandigheid, in samenhang met het gegeven dat de rechter daarin aanleiding heeft gevonden zelf een verzoek in te dienen zich te mogen verschonen van de verdere behandeling van de zaak, levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf een zwaarwegende aanwijzing op als hiervoor onder 3.3 bedoeld.
3.5.
Het verzoek wordt om deze reden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek van mr. M. Aukema zich in de procedure van [naam] met kenmerk 22.98 + 22.99 VOVO te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. P. Joele en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter en J.A. Faaij, griffier ondertekend op 7 februari 2022.