ECLI:NL:RBROT:2022:2458

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
635206 / HA RK 22-280
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in zorgmachtigingszaak

Op 30 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. van ’t Hoff. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. A.C. Hendriks, rechter in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een zorgmachtigingsprocedure. De verzoeker had tijdens de zitting van 16 maart 2022, waarin de officier van justitie een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden had aangevraagd, het gevoel dat de rechter al vooringenomen was en zijn verweren niet serieus nam. De rechter had de zaak aangehouden om de verzoeker de kans te geven zijn autonomie te behouden, maar de verzoeker voelde zich niet gehoord en had geen vertrouwen in een onpartijdige behandeling.

De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingsprocedure is niet bedoeld voor klachten over de bejegening van de advocaat door de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter in zijn handelen niet blijk had gegeven van partijdigheid en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. A.M.H. Geerars in afwezigheid van de voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 635206 / HA RK 22-280
Beslissing van 30 maart 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. J.J. van ’t Hoff gevestigd te Tilburg,
strekkende tot wraking van:
mr. A.C. Hendriks, rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 16 maart 2022 is door de rechter behandeld het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen op 28 februari 2022, om een zorgmachtiging te verlenen voor de verzoeker voor de duur van zes maanden. Die procedure draagt als referentienummer: ZM/IND/50065.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder andere bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde mondelinge behandeling.
Verzoeker en zijn advocaat, de rechter en de officier van justitie zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 24 maart 2022. De officier van justitie heeft bij e-mailbericht van 18 maart 2022 laten weten geen standpunt in te nemen over het wrakingsverzoek.
Op de zitting van 25 maart 2022, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de verzoeker en mr. Van ’t Hoff, die aan de hand van een pleitnota het standpunt van de verzoeker nader heeft toegelicht. De rechter en de officier van justitie zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker heeft geen vertrouwen in een onpartijdige behandeling van de zaak. Dit is vooral veroorzaakt doordat de rechter op voorhand heeft aangegeven de namens verzoeker gevoerde verweren te zullen gaan afwijzen. Op grond van artikel 6:2 lid 3 Wvggz werd de termijn om uitspraak te doen met twee weken opgeschort; daarom had de rechter zijn oordeel over de namens verzoeker gevoerde verweren nog niet mogen geven. De toon waarop dit gebeurde heeft het gevoel van vooringenomenheid nog versterkt. Zowel op verzoeker als op diens advocaat kwam het over alsof zij wel van alles zouden kunnen aanvoeren, maar dat er toch niet naar hen geluisterd werd en de rechter zijn oordeel (ten aanzien van de verweren) al klaar had.
Tijdens de zitting van de wrakingskamer is namens verzoeker toegevoegd dat het van de mondelinge behandeling van 16 maart 2022 opgemaakte proces-verbaal onvolledig is en dat zulks mogelijk aanleiding geeft om de griffier van die mondelinge behandeling als getuige te horen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek. Voor het overige meent de rechter, ondanks de discussie na afloop van de zitting, niet dat zijn handelen en optreden tijdens en na de zitting duiden op een gebrek aan onpartijdigheid, een gebrek aan onafhankelijkheid of op vooringenomenheid, noch dat bedoelde discussie erop duidt dat de rechter anderszins de belangen van betrokkene of de behandelaren niet objectief kan beoordelen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat de hiervoor beschreven situatie zich niet voordoet en overweegt daartoe als volgt.
Hetgeen namens verzoeker is opgemerkt over de onvolledigheid van het proces-verbaal geeft de wrakingskamer geen aanleiding om het proces-verbaal niet tot uitgangspunt te nemen voor het verloop van de zitting en evenmin om de griffier als getuige op te roepen.
Uit de inhoud van het wrakingsverzoek en de op de wrakingszitting gegeven nadere toelichting volgt dat het met name gaat om hetgeen de rechter heeft gezegd over de toewijsbaarheid van de namens verzoeker aangevoerde verweren. Dat de discussie niet in het proces-verbaal is opgenomen, houdt ermee verband dat in de visie van de rechter de zitting op dat moment reeds was geëindigd; in de visie van verzoeker was dit nog niet het geval. Gegeven deze achtergrond kan de omstandigheid dat de discussie niet in het procesverbaal is opgenomen niet leiden tot de conclusie dat naar objectieve maatstaven sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben kunnen geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken of zal ontbreken. Hierna zal worden beoordeeld of de meer bedoelde discussie op zichzelf al dan niet tot wraking dient te leiden.
3.5
Uit de stukken van het dossier komt naar voren dat de rechter de vordering van de officier van justitie niet heeft toewezen, maar de zaak heeft aangehouden om de verzoeker vanuit diens wens om zijn eigen autonomie te behouden in de gelegenheid te stellen te bezien of er binnen veertien dagen een zogeheten plan van aanpak kon worden opgesteld, dit ondanks de zienswijze van Antes die het bereiken van een plan van aanpak kansloos achtte. De rechter is verzoeker op dit voor hem belangrijke punt juist tegemoet gekomen. Wat er gezegd is tijdens de korte ‘discussie’ over de vraag of de zitting geëindigd was en over (het in het proces-verbaal opnemen van) de namens verzoeker aangevoerde verweren, dient mede beoordeeld te worden vanuit het perspectief van die eerdere handelwijze van de rechter. Ook als in het kader van de discussie over het opnemen van verweren opmerkingen zijn gemaakt over de haalbaarheid van die verweren, levert zulks in dat perspectief geen zwaarwegende aanwijzing op dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
3.6
Voor zover de advocaat van verzoeker heeft willen klagen over de wijze waarop hij door de rechter is bejegend geldt dat de wrakingsprocedure niet voor dergelijke klachten is bedoeld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken. Hierboven is reeds geoordeeld dat uit de discussie tussen de rechter en de advocaat van verzoeker niet kan worden afgeleid dat sprake is van zwaarwegende aanwijzingen dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.7
Het verzoek is gelet op al het voorgaande ongegrond en zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. A.C. Hendriks.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. A.M.H. Geerars en mr. P. Joele, rechters in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A.M.H. Geerars in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.