ECLI:NL:RBROT:2022:2451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
10/318563-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van cocaïne met een verborgen ruimte in de auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had ongeveer 7 kilo cocaïne vervoerd in een verborgen ruimte van zijn auto. De rechtbank oordeelde dat er voorwaardelijk opzet op het vervoeren van de cocaïne bewezen was. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar de rechtbank volgde dit niet en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij harddrugs vervoerde, gezien zijn eigen verklaringen en de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen strafblad en was voor het eerst in aanraking met de justitie. De rechtbank benadrukte de schadelijke effecten van harddrugs op de samenleving en de keuze van de verdachte voor financieel gewin, wat de rechtbank als ernstig beschouwde. Daarnaast werd het in beslag genomen voertuig, een Opel Insignia, onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezen feit met behulp van dit voertuig was begaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 16 maart 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/318563-21
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
verblijvende op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in DC Rotterdam,
waarnemend raadsman mr. P.T.P. van der Made, advocaat te Schiedam, namens mr. S.R. Bordewijk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het vervoeren van harddrugs, maar slechts op het vervoeren van softdrugs en dit laatste ook heeft erkend. De verdediging verzoekt de rechtbank hiervan uit te gaan.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat op 24 november 2021 in een verborgen ruimte, die was ingebouwd in een Opel Insignia die op naam stond van de oom van de verdachte, zeven pakketten zijn aangetroffen. De verdachte heeft deze pakketten in de verborgen ruimte geplaatst en vervolgens vervoerd. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Insitituut is gebleken dat de pakketten cocaïne bevatten.
Hoewel de verdachte tijdens zijn verhoor en ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de drugs in opdracht van een ander heeft opgehaald en dat hij in de veronderstelling was dat het hasj zou zijn, oordeelt de rechtbank dat de verdachte op zijn minst in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het vervoeren van de cocaïne. Daartoe acht de rechtbank met name de eigen verklaring van de verdachte relevant. De verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat wat hij deed niet helemaal legaal was en dat hij niet meer goed heeft nagedacht over het risico dat hij nam, door de verleiding van het geld dat hij ermee zou verdienen. Ook heeft hij geen nadere vragen gesteld, terwijl het bedrag dat hem in het vooruitzicht was gesteld aanzienlijk was. Daarbij komt dat de verdachte de auto van zijn oom meerdere dagen heeft afgestaan om daarin een verborgen ruimte te laten plaatsen, zodat de lading niet gevonden kon worden. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen tenminste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij geen softdrugs, maar harddrugs vervoerde.
4.2.3.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 november 2021 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 7.042 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ongeveer 7 kilo cocaïne. Door zijn handelen heeft de verdachte ervoor gezorgd dat de drugshandel in stand wordt gehouden, met alle daaraan verbonden negatieve effecten. Het gebruik van harddrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid en het milieu. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot criminaliteit en zorgt voor veel schade en onrust in de samenleving. Desondanks heeft de verdachte voor zijn eigen financieel gewin gekozen. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank houdt rekening met de proceshouding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig (personenauto Opel Insignia) te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
Het bewezen feit is met behulp van het in beslag genomen voertuig begaan. Daarin bevindt zich een verborgen ruimte waarin goederen aan het zicht kunnen worden onttrokken, zodat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Het in beslag genomen voertuig zal daarom worden onttrokken aan het verkeer.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 36b en 36c Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Personauto [kentekennummer] (omschrijving: Grijs, merk: Opel, chassisnr: [chassisnummer]).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2022.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.042 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7.042 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.