ECLI:NL:RBROT:2022:2430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
21/4016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en wijziging WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Bosveld, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door M. Molenaar. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 1 juli 2021, waarin haar WIA-uitkering werd gewijzigd. Eiseres was eerder arbeidsongeschikt verklaard met een percentage van 72,16%, maar het UWV heeft dit percentage herzien naar 55,59% per 1 oktober 2021, wat eiseres betwist.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres voldoende heeft onderkend. Eiseres had zich op 11 april 2016 ziekgemeld en ontving sinds 9 april 2018 een WIA-uitkering. De verzekeringsarts van het UWV heeft haar medische situatie beoordeeld en vastgesteld dat er drie functies zijn die zij nog kan vervullen, wat leidt tot de conclusie dat zij voor 55,59% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische beperkingen haar belemmeren in het uitvoeren van deze functies, maar de rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en voldoen aan de vereisten.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat het UWV ten onrechte het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.841,-. De rechtbank heeft de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 oktober 2021 vastgesteld op 55,59% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.520,17 per maand. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/4016

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Bosveld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: M. Molenaar).

Procesverloop

Met het besluit van 5 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt, omdat eiseres minder arbeidsgeschikt is dan voorheen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 72,16% en de resterende verdiencapaciteit op € 905,93 per maand.
Met het besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het primaire besluit herroepen en bepaald dat de WIA-uitkering van eiseres wijzigt vanaf 1 oktober 2021. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 55,59% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.520,17 per maand.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als medewerker verzorging voor gemiddeld 34,43 uur per week. Zij heeft zich op 11 april 2016 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiseres had sinds 9 april 2018 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 42,09%. Het UWV heeft op verzoek van eiseres een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 18 februari 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 27,84% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 72,16%. Daarom krijgt eiseres volgens het primaire besluit per 18 februari 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zag aanleiding om af te wijken van de conclusie van de arbeidsdeskundige. Tijdens de heroverweging is namelijk gebleken dat de eerdere functies niet geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het CBBS geraadpleegd en geschikte alternatieve functies geselecteerd. De mate van arbeidsongeschiktheid is naar aanleiding van de heroverweging bepaald op 55,59%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Het bestreden besluit is onjuist, omdat het bezwaar gegrond verklaard had moeten worden nu gebleken is dat eiseres per 18 februari 2020 niet in staat was de per die datum geduide functies te verrichten. Het UWV had per 18 februari 2020 alsnog het arbeidsongeschiktheidspercentage op 80 tot 100 moeten stellen. Ook is eiseres van mening dat zij met ingang van 1 oktober 2021 niet in staat is de nieuw geduide functies te verrichten. Haar medische beperkingen staan aan het verrichten van de genoemde functies in de weg. Daarnaast heeft het UWV verzuimd eiseres in de gelegenheid te stellen haar mening te geven over het besluit om het arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van 1 oktober 2021 te stellen op 55,59%. Eiseres verzoekt tevens om de kosten verband houdend met de bezwaarprocedure te vergoeden.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 18 februari 2020 voor 55,59% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 18 februari 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 18 februari 2020 voor 55,59% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft informatie opgevraagd bij de behandelaar. De verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts beschrijft het dagverhaal, de klachten van eiseres, de diagnose en de prognose. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport heroverwogen. Zij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep extra gegevens ontvangen van de behandelend sector. Dit gaat om een brief van de huisarts van 2 november 2020, een brief van de reumatoloog van het Ikazia Ziekenhuis van 27 juli 2020 en een brief van de reumatoloog/klinisch epidemioloog van het Maasstad ziekenhuis van 3 juni 2021. Ook heeft zij de gemachtigde van eiseres gesproken tijdens een telefonische hoorzitting. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op 9 juni 2021 lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft de diagnoses paniekklachten, angstklachten, stemmingsklachten, rugpijn aspecifiek chronisch, pijn in bovenste extremiteit, pijn in onderste extremiteit, tinnitus-klachten en ziekte van ménière gesteld. De verzekeringsarts benoemt dat eiseres niet aan de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit voldoet. Dit zou alleen het geval zijn bij volledig disfunctioneren op zowel persoonlijk, gezins- en sociaal niveau (ten gevolge van een ernstige psychische stoornis), bedlegerigheid, opname in een ziekenhuis of WLZ-erkende inrichting, bij een fors afhankelijk zijn in het dagelijks leven of een terminale aandoening. Uit het spreekuurcontact blijkt dat eiseres onder andere gegeneraliseerde pijnklachten heeft. Bij de lichamelijke klachten, waaronder de klachten van de rechterhand/arm, schouder en rechtervoet kan dit gedeeltelijk worden geobjectiveerd. Eiseres wordt extra beperkt geacht voor intensieve repetitieve handelingen. Ook worden extra beperkingen aangenomen voor staan en lopen, vanwege de bevindingen tijdens het lichamelijk onderzoek. Het lijkt er volgens de verzekeringsarts op dat eiseres een artritis-beeld heeft van de MTP-I-rechts. Voor de klachten ten aanzien van de rechterarm/schouder, evenwicht en tinnitus ziet de verzekeringsarts geen reden om de bestaande beperkingen te wijzigen. De eerder aangegeven beperkingen met betrekking tot de mentale klachten van eiseres acht de verzekeringsarts ook nog steeds van kracht. Alleen voor de handbeperking wordt de kans op verbetering meer dan gering geacht, omdat de oorzaak van de zwelling in de rechterhand gelegen is in de weke delen. Dit heeft over het algemeen een gunstige prognose.
13
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Er is geen recht op een IVA-uitkering nu eiseres niet op medische gronden noch op arbeidskundige gronden volledig arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Indien dit het geval is, hoeft de duurzaamheid van de beperkingen niet nader te worden onderzocht, omdat eiseres op basis van het gegeven dat zij niet volledig arbeidsongeschikt is al niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat de psychische en lichamelijke beperkingen die de verzekeringsarts heeft opgenomen in de FML de klachten van eiseres voldoende ondervangen. Dit wordt tevens bevestigd door haar eigen onderzoek. De medische informatie die tijdens de bezwaarprocedure is ingebracht leidt niet tot aanpassing van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de beoordeling van de verzekeringsarts.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. Eiseres heeft niet met medische informatie onderbouwd dat zij meer beperkingen heeft. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een nadere medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 18 februari 2020.
De arbeidskundige beoordeling
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (267032) Monteur reparatie smartphones en/of tablets;
- (315173) Telefonisch verkoper (outbound);
- (267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
16. Eiseres benoemt dat haar medische beperkingen aan het verrichten van de geduide functies in de weg staan.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn.
18. De toelichtingen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 18 februari 2020 met de middelste van deze functies 44,41% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als medewerker verzorging, zodat eiseres voor de overige 55,59% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 18 februari 2020 daarom terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 55,59% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.520,17 per maand.
Het voorgenomen besluit
20. Eiseres stelt in beroep dat zij niet in de gelegenheid is gesteld haar mening te geven over het bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat de enkele omstandigheid dat aan eiseres niet met een voorgenomen besluit kenbaar is gemaakt dat het primaire besluit zou worden herroepen, er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Hoewel het in het kader van de zorgvuldigheid aanbeveling had verdiend om eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op een voorgenomen besluit, is geen sprake van een verplichting daartoe. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het UWV ook los van een ingediend bezwaar bevoegd is de arbeidsongeschiktheidsuitkering van een verzekerde per een toekomende datum in te trekken of te verlagen op grond dat hij niet (langer) of minder arbeidsongeschikt is. Dat is hier aan de orde en daarbij is niet vereist dat een voorgenomen besluit wordt genomen. Bovendien heeft het UWV in het bestreden besluit de zogenaamde uitlooptermijn in acht genomen en de hoogte van de uitkering pas per 1 oktober 2021 gewijzigd.
De proceskosten in bezwaar
21. Eiseres verzoekt om een vergoeding van de proceskosten in bezwaar, omdat zij vindt dat het bezwaar in het bestreden besluit gegrond had moeten worden verklaard. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat wanneer in de bezwaarfase het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt en er daarmee een wijziging in de resterende verdiencapaciteit ontstaat, dit een wijziging van de rechtspositie tot gevolg heeft. Er is sprake van herroepen als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor. Hieruit volgt dat het UWV ten onrechte het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond heeft verklaard en ten onrechte heeft geweigerd de kosten in bezwaar te vergoeden.

De conclusie van de rechtbank

22. Het voorgaande onder 21 brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond moet worden verklaard, omdat het bezwaar ten onrechte niet gegrond is verklaard. Zoals hiervoor overwogen heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage en de resterende verdiencapaciteit in het bestreden besluit wel juist vastgesteld. Het bestreden besluit moet dus worden vernietigd en het primaire besluit moet worden herroepen, voor zover daarin is bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid 72,16% bedraagt en de resterende verdiencapaciteit is vastgesteld op € 905,93 per maand. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 oktober 2021 vaststellen op 55,59% en de resterende verdiencapaciteit op € 1.520,17 per maand.
23. Het UWV dient te worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.841,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op een hoorzitting, beide met een waarde van
€ 541,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,-, en een wegingsfactor 1). Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 55,59% met ingang van 1 oktober 2021 en de resterende verdiencapaciteit € 1.520,17 per maand bedraagt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.841,-;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.