In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een erfrechtelijk geschil tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde de vaststelling van haar legitieme portie uit de nalatenschap van haar moeder, die haar in haar testament onterfd had. Gedaagde, de executeur van de nalatenschap, had de nalatenschap beneficiair aanvaard en was tot enig erfgenaam benoemd. Eiseres had in een eerder vonnis in incident de verplichting gekregen om stukken over te leggen ter berekening van haar legitieme portie, maar had dit niet gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2022 heeft eiseres geen nieuwe boedelbeschrijving of berekening van haar legitieme portie overgelegd, waardoor haar stellingen onvoldoende onderbouwd waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de legitieme portie van eiseres gebaseerd moet worden op de boedelbeschrijving die door gedaagde was opgemaakt. De rechtbank heeft de waarde van de inboedel en de sieraden vastgesteld op respectievelijk € 100,- en € 100,-, en de giften op € 500,-. De legitimaire massa werd vastgesteld op € 5.658,28, wat resulteerde in een legitieme portie van € 1.414,57 voor eiseres. Eiseres had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat zij onvoldoende had onderbouwd dat deze kosten gemaakt waren. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van de legitieme portie aan eiseres.