ECLI:NL:RBROT:2022:2414

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/10/615514 / HA ZA 21-269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake arbeidsongeschiktheidsverzekering en dekking bij psychische klachten

In deze zaak heeft eiser, een ZZP’er die als tegelzetter werkzaam was, een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij gedaagde, TAF B.V. De verzekering dekt arbeidsongeschiktheid op basis van zowel fysieke als psychische klachten. Eiser heeft in 2014 een claim ingediend wegens arbeidsongeschiktheid, maar gedaagde heeft geweigerd dekking te verlenen. Eiser heeft vervolgens een kortgedingprocedure aangespannen, maar zijn vordering werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser gebonden is aan een vaststellingsovereenkomst die hij eerder had gesloten, waarin hij kwijting verleende voor zijn lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelt dat eiser geen recht heeft op uitkering op basis van zijn fysieke klachten, omdat hij in de vaststellingsovereenkomst heeft verklaard dat hij geen vorderingen meer kan instellen op basis van deze klachten. Wat betreft de psychische klachten heeft de rechtbank geoordeeld dat de onderzoeken door deskundigen geen bewijs hebben geleverd dat eiser arbeidsongeschikt is op psychische gronden. De rechtbank heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 2.074,50.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/615514 / HA ZA 21-269
Vonnis van 23 maart 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. V.M.A. Saris te Barendrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAF B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. S.D. Palper te Amersfoort.
Partijen zullen hierna eiser en gedaagde genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 10 (productie 11 ontbreekt, zoals ter zitting is besproken),
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 14,
  • de akte eisvermeerdering,
  • de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021,
  • de spreekaantekeningen van gedaagde,
  • de nadere akte van eiser, met producties 12 tot en met 16,
  • de nadere antwoordakte van gedaagde, met producties 15 tot en met 21.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Eiser werkte als ZZP’er (tegelzetter). Met ingang van 1 augustus 2011 heeft hij bij gedaagde een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. In de polisvoorwaarden staat onder meer:

5. DEKKING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
5.2
Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot een lichamelijke ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor tenminste 35% ongeschikt is tot het verrichten van de werkzaamheden verbonden aan zijn beroep. Hierbij wordt uitgegaan van de beroepsbezigheden die in de regel en redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd waarbij tevens rekening wordt gehouden met mogelijkheden voor aanpassing in werk en werkomstandigheden en de daarmee verband houdende taakverschuiving binnen het eigen beroep/bedrijf. De arbeidsongeschiktheid en de mate hiervan zullen worden vastgesteld door een door de verzekeraar aan te wijzen onafhankelijke geneeskundig adviseur en/of arbeidsdeskundige;
5.3
Aanvullend op het gestelde hiervoor zijn de volgende psychiatrische aandoeningen verzekerd: psychotische stoornissen, bipolaire stoornissen, angst- en depressieve stoornissen met een GAF-score van 1 tot 49 zoals gespecificeerd binnen de laatste bekende DSM-classificatie of een mengvorm van meerdere van deze ziektebeelden. Deze psychiatrische aandoeningen dienen definitief gediagnosticeerd te zijn binnen de laatst bekende DSM-classificatie door een door de verzekeraar aan te wijzen onafhankelijke psycholoog of psychiater en dienen zich minimaal 90 dagen na de ingangsdatum van deze verzekering voor het eerst te hebben geopenbaard;
[…]

6..RECHT OP UITKERING

[…]
6.3
Na het tweede ziektejaar bestaat het recht (met de in acht genomen dekkingskeuze zoals vermeld in artikel 6.5 van deze voorwaarden) op een vervolguitkering bij arbeidsongeschiktheid, nadat de verzekerde opnieuw gekeurd is door een door de verzekeraar of de administrateur aangewezen onafhankelijke (keurings)arts en/of (arbeids)deskundige en hierbij arbeidsongeschikt
is verklaard voor passende werkzaamheden. De arbeidsongeschiktheid en de mate hiervan zullen worden vastgesteld door een door de verzekeraar aan te wijzen onafhankelijke arbeidsdeskundige en/of (keurings)arts;
[…]
6.5
Het recht op een vervolguitkering, na het tweede jaar, hangt af van de door de verzekerde gemaakte
dekkingskeuze bij afsluiting van deze verzekering. De dekkingskeuze staat vermeld op het polisblad.
Er zijn vijf verschillende dekkingskeuzes mogelijk:
1. Kort: de verzekerde heeft geen recht op een vervolguitkering na het tweede ziektejaar;
2. BasisPSO: de verzekerde heeft recht op een vervolguitkering na het tweede ziektejaar indien het
afkeuringpercentage op basis van passende arbeid 80% of hoger is;
3. VerlengdPSO: de verzekerde heeft recht op een vervolguitkering na het tweede ziektejaar indien het afkeuringpercentage op basis van passende arbeid 80% of hoger is;
4. BasisP35: de verzekerde heeft recht op een vervolguitkering na het tweede ziektejaar indien het
afkeuringpercentage op basis van passende arbeid 35% of hoger is;
5. VerlengdP35: de verzekerde heeft recht op een vervolguitkering na het tweede ziektejaar indien het
afkeuringpercentage op basis van passende arbeid 35% of hoger is.
[…]

12..OPEENVOLGENDE CLAIMS

[…]
12.3
Als de verzekerde eerder een claim heeft ingediend wegens arbeidsongeschiktheid en deze claim is
beëindigd in verband met het volledige herstel (80% of meer) van de verzekerde en de verzekerde wordt als gevolg van een andere reden van arbeidsongeschiktheid hernieuwd voor minimaal 35% arbeidsongeschikt, dan kan de verzekerde alleen dan een claim indienen, indien de verzekerde
minimaal 30 dagen volledig en aaneengesloten heeft gewerkt vanaf de datum dat de eerdere claim is beëindigd;
2.2.
Eiser heeft in 2014 een “
schadeaangifteformulier arbeidsongeschiktheid zelfstandigen” bij gedaagde ingediend. In dit formulier heeft eiser ingevuld dat hij de navolgende (fysieke) klachten heeft: “
Pijn van handen tot en met ellebogen, pijn van voeten t/m knieën.”
2.3.
Gedaagde heeft de arbeidsongeschiktheid van eiser (in eerste instantie) erkend en eiser 100% arbeidsongeschikt bevonden. Bij een herbeoordeling een jaar later was dat nog steeds zo. Bij een herbeoordeling in het derde ziektejaar heeft gedaagde eiser arbeidsgeschikt verklaard, dit op basis van een rapport van 21 juni 2016 van [persoon A] , gecertificeerd registerarbeidsdeskundige van VDS Arbeidsdeskundigen B.V. Conclusie van dat rapport is dat eiser volledig geschikt wordt geacht zowel voor het verrichten van zijn
eigen werk, als voor
passende arbeid(zoals verkoopmedewerker technische groothandel en groothandel bouwmaterialen, conciërge of servicemedewerker bouwmarkt, naast legio andere passende functies).
2.4.
Eiser heeft op 12 augustus 2016 een klacht ingediend bij het KIFID. Op 6 april 2017 vond een zitting plaats in die procedure. Partijen hebben op die zitting een schikking getroffen. Dit was nadat het KIFID aan eiser had voorgehouden dat eiser geen beperkingen heeft die verklaarbaar zijn vanuit een medisch objectiveerbare ziekte/aandoening. De schikking houdt in dat eiser zijn claim intrekt met betrekking tot zijn
fysiekeklachten en dat partijen nader onderzoek zullen gaan laten verrichten naar de
psychischeklachten van eiser (welke klachten eiser nog niet eerder had kenbaar gemaakt aan gedaagde en die ook niet beschreven werden in het klachtformulier dat eiser bij het KIFID had ingediend). De tekst van de vaststellingsovereenkomst luidt:
“Consument trekt bij deze een klacht in. Daartegenover verklaart aangeslotene TAF zich onherroepelijk bereid om onderzoek te doen naar de door Consument genoemde psychische klachten.
Consument zal daartoe machtiging verlenen aan de medisch adviseur van TAF om de gegevens te verkrijgen die voor deze zaak dienstig worden geacht. Partijen verlenen elkaar over en weer kwijting voor de in de klachtuiting genoemde lichamelijke klachten.”
2.5.
Eiser is, ter uitvoering van de tussen partijen gemaakte afspraak over zijn psychische klachten, onderzocht door psychiater [persoon B] , die daarvan een rapport heeft opgemaakt gedateerd 25 juli 2017. [persoon B] heeft in vervolg daarop, bij brief van 3 september 2017, een aantal aanvullende vragen beantwoord. Om meer duidelijkheid te krijgen over de aard en ernst van de psychische klachten van eiser is een nieuw psychiatrisch onderzoek verricht door psychiater [persoon C] , die een rapport heeft opgesteld met datum 17 september 2018. Daarin staat onder meer:

Vraag 10.Kunt u op basis van de objectieve medische bevindingen aangeven welke beperkingen er zijn ten aanzien van het verrichten van arbeid, ADL en hobby's?
Antwoord 10:
In de hierna volgende is de definitie van het begrip 'beperking' gebaseerd op de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren in termen van de FML. In algemene zin is een aanpassingsstoornis op te vatten als lichte problematiek die niet gepaard gaat met ernstige beperkingen. In het geval van betrokkene lijkt de meest plausibele en consistente beperking dan ook gelegen in de aggraverende klachtenpresentatie als zodanig, waarbij de neiging om de huidige stressvolle omstandigheden niet zozeer actief aan te pakken als wel te vertalen in een uitgebreid klachtenpatroon, zou kunnen worden opgevat als een passieve manier van coping.
Het onderzoek geeft geen aanleiding om beperkingen te veronderstellen binnen de items: vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht, herinneren, inzicht in eigen kunnen, doelmatig handelen, zelfstandig handelen, handelingstempo, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten, samenwerken en vervoer.
Daarbij kan ik geen beperkingen vaststellen op basis van de eventuele lichamelijke stoornissen, maar zijn hiervoor bij de verzekeraar ook expertises beschikbaar. Ook op basis van de eventuele persoonlijkheidsproblematiek zouden er nog milde beperkingen kunnen zijn, maar deze beperkingen hebben betrokkene in het verleden niet gehinderd om op het werk te kunnen functioneren.”
2.6.
In het rapport staat ook, over een concept van het rapport dat aan eiser is toegestuurd:

Commentaar betrokkene ontvangen op 31 augustus jl.
Geachte heer, mevr,
Ik heb in dit concept geen onvolkomenheden kunnen ontdekken, u kunt deze wat mij aangaat deze doorsturen.
[naam eiser]”
2.7.
Eiser heeft met gedaagde gecorrespondeerd om dekking onder de polis te verkrijgen. Gedaagde heeft geweigerd dekking te verlenen.
2.8.
Eiser heeft gedaagde op enig moment geroyeerd als verzekeringnemer omdat eiser de premies, ook na sommatie, niet meer betaalde.
2.9.
Eiser heeft een kortgedingprocedure aangespannen tegen gedaagde bij dagvaarding van 3 oktober 2020. De vordering van eiser is in die procedure bij vonnis van 16 oktober 2020 afgewezen, onder meer wegens het ontbreken van een spoedeisend belang.

3..De vordering en het verweer

3.1.
Eiser vorderde (voordat hij zijn eis vermeerderde) dat het de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, Sector civiel, locatie Rotterdam moge behagen om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. De vaststellingsovereenkomst te vernietigen danwel te ontbinden op grond van wanprestatie en gedaagde te veroordelen om tot uitbetaling van de claim over te gaan op grond van lichamelijke klachten, althans een deskundige te benoemen om de klachten te beoordelen en de arbeidsongeschiktheid vast te stellen;
2. Vast te stellen althans voor recht te verklaren dat eiser arbeidsongeschikt is;.
3. Artikel 5.3 van de polisvoorwaarden te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat gedaagde geen beroep kan doen op dit artikel;
4. Voor recht te verklaren dat gedaagde de verzekering niet kon royeren danwel beëindigen;
5. Voor recht te verklaren dat gedaagde vanaf 31 juli 2014, aan eiser een uitkering is verschuldigd vanwege beroepsarbeidsongeschiktheid;
6. Gedaagde te veroordelen om aan eiser per 31 juli 2014 maandelijks het verzekerde bedrag te betalen;
7. Gedaagde te veroordelen om de wettelijke rente te betalen over het onder 6 verschuldigde vanaf de eerste dag van de maand waarop de betaling betrekking heeft;
8. Verklaring voor recht dat eiser vanaf 31 juli 2014 recht heeft op premievrijstelling;
9. De polis van eiser zonder clausules en zonder wachttijd van 30 dagen met terugwerkende kracht te herstellen, en daarvan een polisblad aan eiser te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat gedaagde daarmee nadien in gebreke blijft;
subsidiair
10. Een deskundige te benoemen zodat de primaire vorderingen kunnen worden toegewezen;
primair en subsidiair
11. Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de advocaatkosten van eiseres (
de rechtbank begrijpt: eiser), begroot op € 5.000,-.
12. Gedaagde te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente.”
3.2.
Eiser heeft bij akte eisvermeerdering de volgende aanvulling opgenomen:
“In de dagvaarding wordt gesproken over verklaringen van recht die worden gevorderd.
Voorzover dat niet mogelijk blijkt, wenst eiser zijn eis als volgt te vermeerderen:
- Te bepalen dat eiser arbeidsongeschikt is;
- Te bepalen dat gedaagde onterecht en/of in strijd met de overeenkomst de verzekering heeft geroyeerd dan wel beëindigd;
- Te bepalen dat gedaagde vanaf 31 juli 2014 aan eiser een uitkering is verschuldigd vanwege beroepsaansprakelijkheid en gedaagde te veroordelen tot betaling daarvan aan eiser;
- Te bepalen dat eiser vanaf 31 juli 2014 recht heeft op premievrijstelling (…)”.
3.3.
Gedaagde voert verweer.
3.4.
De stellingen en weren zullen waar nodig in de beoordeling worden betrokken.

4..De beoordeling

4.1.
De eisvermeerdering wordt toegestaan. Deze is niet in strijd met de goede procesorde. Daarbij weegt mee dat gedaagde op de mondelinge behandeling heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de eisvermeerdering.
4.2.
De rechtbank heeft geen kennis genomen van de producties die gedaagde heeft overgelegd bij haar nadere antwoordakte, aangezien eiser daarop niet heeft kunnen reageren.
4.3.
Hoewel de letterlijke tekst van de ingestelde vordering luidt dat een beslissing wordt verlangd van de voorzieningenrechter in kort geding, begrijpt de rechtbank dat dit een verschrijving is en dat bedoeld is een beslissing te verkrijgen van de bodemrechter. De inhoud van de dagvaarding wijst hierop en ook gedaagde heeft dat zo begrepen.
4.4.
Tegen de vordering tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst heeft gedaagde zich verweerd met een beroep op verjaring. De rechtbank zal dit verweer onbesproken laten. Ook als dat beroep niet slaagt, kan dat eiser namelijk niet baten. De vordering van eiser moet ook als het beroep op verjaring zou slagen worden afgewezen, om inhoudelijke redenen. Dit oordeel berust op het volgende.
de fysieke klachten
4.5.
In het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, geen beroep kan worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil (art. 3:35 Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.6.
Tussen partijen is - in een vaststellingsovereenkomst - een schikking getroffen tijdens de zitting van de procedure bij het KIFID. In die schikking staat onder meer: “Partijen verlenen elkaar over en weer kwijting voor de in de klachtuiting genoemde lichamelijke klachten.” Naar het oordeel van de rechtbank mocht gedaagde gelet op deze bewoordingen redelijkerwijze begrijpen dat eiser tegen haar geen vordering meer zou instellen tot het doen van een (voortgezette) uitkering op grond van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zover die vordering zou zijn gebaseerd op de aanwezigheid van fysieke klachten bij eiser, ook voor zover deze na het treffen van de schikking zouden verergeren. Het woord “kwijting” in een vaststellingsovereenkomst mag als regel de betekenis worden toegekend dat geen vorderingen meer mogen worden ingesteld die voortspruiten uit de in de vaststellingsovereenkomst geregelde kwestie. Eiser heeft geen argumenten aangevoerd die meebrengen dat hierover in dit geval anders geoordeeld moet worden. Dat eiser minder geschoold is en bij de zitting van het KIFID geen professionele rechtsbijstand bij zich had, is niet voldoende om aan te nemen dat eiser niet wist wat hij ondertekende. Eiser is in beginsel aan de door hem ondertekende verklaring gebonden. Aan eiser komt naar het oordeel van de rechtbank geen beroep toe op vernietiging van de schikking wegens dwaling (artikel 6:228 BW), misbruik van omstandigheden (artikel 6:44 lid 1 en 4 BW) of op grond van de artikelen 7:902 BW (strijd met de goede zeden of de openbare orde) en/of artikel 7:904 lid 1 BW (onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid). Gesteld noch gebleken is namelijk dat gedaagde informatie voor eiser heeft verzwegen of aan hem onjuiste informatie heeft verstrekt en/of dat de getroffen schikking wat inhoud betreft onaanvaardbaar is, zodat van dwaling in de zin van de wet geen sprake kan zijn. Volgens eiser heeft het KIFID hem ertoe bewogen om de schikking aan te gaan. Eiser heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat hij de schikking voor akkoord heeft getekend omdat het KIFID hem had gezegd dat zijn klacht anders zou worden afgewezen. Dit maakt echter niet dat er sprake was van misbruik van omstandigheden en eiser daarom niet aan de verklaring gebonden kan worden geacht. De rechtbank heeft op grond van hetgeen eiser heeft aangevoerd namelijk niet kunnen concluderen dat het KIFID of gedaagde wist of moest begrijpen dat eiser ervan had moeten worden weerhouden de vaststellingsovereenkomst te sluiten. De schikking leverde voor eiser namelijk ook het voordeel op dat zijn psychische klachten, die grond zouden kunnen opleveren voor een uitkering op grond van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, nader zouden worden onderzocht, waartoe gedaagde aanvankelijk niet bereid was. Dat van een schikking moet worden gesproken die in strijd is met de goede zeden of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan. Eiser heeft (ook) onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat de vaststellingsovereenkomst onder bedreiging (artikel 6:44 lid 2 BW) tot stand is gekomen. Ook voor de stelling van eiser in de dagvaarding dat hij de vaststellingsovereenkomst onder dwang heeft getekend, is onvoldoende onderbouwing gegeven. De conclusie is daarom dat eiser aan de vaststellingsovereenkomst, zoals deze door gedaagde mocht worden begrepen, gebonden is. De vordering van eiser is dus niet op grond van de aanwezigheid bij hem van fysieke klachten, toewijsbaar.
de psychische klachten
4.7.
Partijen hebben in de schikking bij het KIFID afgesproken om gezamenlijk een deskundige in te schakelen om de psychische klachten van eiser te onderzoeken. Dat onderzoek is verricht door twee verschillende psychiaters. Uit deze onderzoeken is niet kunnen blijken dat eiser kampt met psychische klachten die hem arbeidsongeschikt maken en hem recht geven op dekking onder de polis. Die bevindingen komen de rechtbank concludent voor. Eiser is aan de uitkomst van die onderzoeken, waaraan hij zich uit vrije wil van tevoren had gecommitteerd, gebonden. Ook op deze grondslag is de vordering dus niet toewijsbaar.
4.8.
Aan dit oordeel doet niet af de stelling van eiser, met een beroep op een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 december 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:6736 (welke uitspraak is gedaan in een procedure waarin gedaagde eveneens de gedaagde partij was), dat artikel 5.3 van de polisvoorwaarden voor vernietiging in aanmerking komt. Artikel 5.3 van de polisvoorwaarden ziet op toepassing van een zogeheten GAF-score. Deze score wordt gehanteerd bij bepaling van arbeidsongeschiktheid op psychiatrische gronden. Daarover wordt in voormelde uitspraak overwogen: “Hoewel de eis van een GAF-score van 1 tot 50 taalkundig duidelijk is, is de rechtbank van oordeel dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument niet weet en evenmin behoort te weten wat “een GAF-score van 1 tot 50 zoals gespecificeerd binnen de DSM-classificatie” inhoudt, althans dat deze het effect daarvan op de omvang van de dekking niet kan overzien en dus de economische gevolgen van de beperking niet kan inschatten. Immers, ook in gevallen waarin een consument als gevolg van een psychiatrische ziekte niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, kan als gevolg van dit vereiste, waarin ook het functioneren op sociaal vlak een grote rol speelt, toch geen recht bestaan op een uitkering. Hierop hoeft een consument die zich verzekert voor beroepsarbeidsongeschikt niet bedacht te zijn.” Om die reden heeft de rechtbank Gelderland het beding uit de polisvoorwaarden van gedaagde inzake de GAF score-gedeeltelijk vernietigd en heeft zij besloten deskundigen te benoemen om te rapporteren over de arbeidsongeschiktheid van eiser in die procedure. De claim van eiser tot verkrijging van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op psychische gronden is echter niet afgewezen met toepassing van de methodiek van een GAF-score. Die claim is afgewezen op basis van rapportage van de door partijen gezamenlijk aangestelde deskundigen. De rechtbank stelt vast dat die deskundigen juist géén gebruik hebben gemaakt van een GAF-score. In haar rapport van 3 september 2017 vermeldt psychiater [persoon B] dat zij uitdrukkelijk niet de GAF-score toepast en psychiater [persoon C] heeft in zijn latere rapportage aangegeven zich daar bij aan te sluiten (in zijn antwoord op vraag 5).
4.9.
De conclusie is dat de vordering van eiser die ertoe strekt gedaagde te veroordelen om tot uitbetaling onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering over te gaan, althans een deskundige te benoemen om de klachten van eiser te beoordelen en zijn arbeidsongeschiktheid vast te stellen, niet toewijsbaar is. In het oordeel dat deze (hoofd)vordering niet toewijsbaar is, ligt besloten dat ook de nevenvorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn.
4.10.
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Deze kosten worden begroot op € 2.074,50 en bestaan uit:
- € 667 aan griffierecht,
- € 1.407,50 aan salaris advocaat, overeenkomstig de gebruikelijke Liquidatietarieven: 1 punt voor de conclusie van antwoord, 1 punt voor de mondelinge behandeling en ½ punt voor de nadere antwoordakte, met toepassing van tarief II ad € 563 per punt voor een vordering die (grotendeels) van onbepaalde waarde is.
Dit bedrag zal nog worden vermeerderd met de gevorderde nakosten, die toewijsbaar zijn op de gebruikelijke wijze. De proceskostenveroordeling zal, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten van gedaagde, tot op heden begroot op € 2.074,50, vermeerderd met de nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, indien eiser niet uiterlijk veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar.. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
[2517/3125]