ECLI:NL:RBROT:2022:2410
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake feitelijk handelen zonder verkeersbesluit
In deze zaak hebben opposanten verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin hun beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ongegrond werd verklaard. De uitspraak van 29 oktober 2021 vond plaats zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden, die betrekking hadden op het inplaatsen van een groenvak, niet leidden tot een beperking of uitbreiding van de weggebruikers en dat er derhalve geen verkeersbesluit nodig was.
Tijdens de zitting op 3 maart 2022 hebben de opposanten hun verzet toegelicht. Zij stelden dat het verkeersbesluit niet voldeed aan de gebruikelijke vorm en strekking en dat de werkzaamheden voortkwamen uit een buurtinitiatief gefinancierd door de regeling “Groen dichtbij”. De verzetrechter heeft echter vastgesteld dat er geen besluit bekend was dat ten grondslag lag aan de werkzaamheden, wat bevestigde dat er sprake was van feitelijk handelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van 29 oktober 2021 terecht was en dat het verzet ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak blijft in stand.
De rechtbank heeft de uitspraak op 3 maart 2022 mondeling gedaan, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.