ECLI:NL:RBROT:2022:2409

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/1290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van een aanvraag om een briefadres

Op 5 maart 2021 heeft de opposante beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag om een briefadres. De rechtbank heeft op 5 oktober 2021 dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposante verzet ingesteld, dat op 3 maart 2022 op zitting is behandeld. De opposante was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. N. Talhaoui, terwijl de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, werd vertegenwoordigd door [persoon A] en [persoon B].

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de beslistermijn ten tijde van het instellen van beroep nog niet was verstreken en dat er geen grond was voor een spoedeisend belang. Opposante betoogde echter dat er wel degelijk sprake was van spoedeisendheid, omdat zij reeds uitgeschreven was uit de basisregistratie personen (brp), wat leidde tot blokkering van haar bijstandsuitkering en dreigende beëindiging van haar zorgverzekering.

De verzetrechter beoordeelde of de eerdere uitspraak terecht was en concludeerde dat er geen omstandigheden waren die een verkorte beslistermijn rechtvaardigden. De enkele stelling van de opposante dat haar bijstandsuitkering was geblokkeerd, was onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De verzetrechter oordeelde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1290

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2022 op het verzet van

[opposante] (geboren op [geboortedatum] ), te [geboorteplaats] , opposante

(gemachtigde: mr. N. Talhaoui).

Procesverloop

Op 5 maart 2021 heeft opposante beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op
haar aanvraag om een briefadres.
Bij uitspraak van 5 oktober 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 3 maart 2022 op zitting behandeld. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder (het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam) heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en [persoon B] .

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de beslistermijn ten tijde van het instellen van beroep nog niet was verstreken en er geen grond was om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarmee is geen aanleiding geweest om uit te gaan van een kortere beslistermijn.
2. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat wel degelijk sprake was van spoedeisendheid en om die reden een verkorte beslistermijn gerechtvaardigd was. Van opposante kon redelijkerwijs niet worden verwacht om verweerder nog eerst in gebreke te stellen. Zij was reeds uitgeschreven uit de basisregistratie personen (brp) waardoor de uitbetaling van haar bijstandsuitkering werd geblokkeerd. Om diezelfde reden dreigde haar zorgverzekering te worden beëindigd. Het ging niet om een standaardaanvraag van een briefadres, maar om een aanvraag van een briefadres van een persoon die al was uitgeschreven uit de brp. De gemeente Rotterdam was hier destijds van op de hoogte en heeft tegelijkertijd geen hulp geboden.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de verzetrechter uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. De verzetrechter overweegt het volgende. Het spoedeisend karakter van een aanvraag kan met zich brengen dat een beslistermijn van enkele weken of – in uitzonderlijke gevallen – zelfs enkele dagen als de redelijke termijn in de zin van artikel 4:13, eerste lid, van de Awb moet worden aangemerkt. Bij dit laatste valt te denken aan gevallen waarin de rechtsbescherming vereist dat snel wordt beslist en snel een voorziening kan worden gevraagd met het oog op een (dreigende) onomkeerbare of schrijnende situatie. Daarvan zal sprake (kunnen) zijn indien verweerder noch rechtstreeks noch indirect via andere instanties enige feitelijke opvang biedt aan hulpbehoevenden. Niet is gebleken van zulke omstandigheden. De enkele stelling dat de betaling van de bijstandsuitkering in februari 2020 is geblokkeerd kan niet leiden tot een ander oordeel.
5. In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de verzetrechter dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 5 oktober 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2022.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.