Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van opruiing via Twitter en Facebook. De verdachte, die gedetineerd is in P.I. Rotterdam, had eerder op 18 maart 2022 een bevel tot bewaring gekregen. De officier van justitie had de gevangenhouding van de verdachte gevorderd, maar de verdediging verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en de betrokken partijen gehoord. De rechter-commissaris had ernstige bezwaren geconstateerd, waarbij de verdachte mensen had opgeroepen om contact op te nemen met personen en instellingen die hij als onjuist beschouwde. Dit leidde tot bedreigende en intimiderende situaties, waaronder een poging tot brandstichting bij de ambtswoning van een burgemeester. Ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij de auteur was van sommige uitingen, concludeerde de rechtbank dat de ernstige bezwaren tegen hem blijven bestaan. De rechtbank oordeelde dat het persoonlijk belang van de verdachte zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang, en besloot de voorlopige hechtenis te schorsen onder voorwaarden. De verdachte moet zich onthouden van uitingen op social media en zich houden aan andere voorwaarden, zoals het verschijnen op oproepen van politie en justitie. De gevangenhouding is bevolen voor een termijn van 90 dagen, met ingang van 30 maart 2022, tot aan de einduitspraak in de strafzaak.