In de zaak tegen de veroordeelde, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die preventief gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, heeft de rechtbank Rotterdam op 16 maart 2022 uitspraak gedaan. De veroordeelde had een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd gekregen, met aftrek van voorarrest, en kwam in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling op 25 maart 2022. Echter, op 22 februari 2022 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend om de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel achterwege te laten. Deze vordering was gebaseerd op een adviesrapport van de reclassering en een Detentie & Re-integratieplan, waaruit bleek dat de veroordeelde problemen had met zijn persoonlijkheid en een hoog recidiverisico vertoonde. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 was de veroordeelde niet aanwezig, maar had schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De reclassering gaf aan dat de veroordeelde niet bereid was om mee te werken aan een hulpverleningsplan en dat er onvoldoende zicht was op zijn psychosociaal functioneren. De rechtbank oordeelde dat de vordering van het openbaar ministerie moest worden toegewezen, gezien de hoge risico's op recidive en de weigerachtige houding van de veroordeelde. De beslissing om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten werd unaniem genomen door de rechters.