ECLI:NL:RBROT:2022:2375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
10/329600-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal onder bedreiging met geweld en bezit van een imitatievuurwapen

Op 30 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal onder bedreiging met geweld en het bezit van een imitatievuurwapen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en niet ingeschreven in de basisregistratie, was preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 werd vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2021 in Spijkenisse een horloge van het merk Breitling had gestolen van de aangever, nadat hij deze had bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat de bedreiging met geweld in relatie stond tot de diefstal. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om aan zijn toekomst te werken en de impact van de feiten op het slachtoffer, die zich bedreigd voelde in zijn eigen woning. De rechtbank concludeerde dat de feiten strafbaar waren en dat de verdachte strafbaar was, en legde de straf op in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/329600-21
Datum uitspraak: 30 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.
Raadsman mr. S. van den Akker, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de tenlastelegging erop neer dat aan de verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal onder bedreiging van geweld van een horloge (feit 1) en bezit van een nepvuurwapen (feit 2).

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Lijnse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van feit 1 en feit 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met
aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er geen sprake was van het wegnemen maar van het ruilen van het horloge, waartoe aangever vrijwillig was overgegaan omdat hij geld schuldig was aan de verdachte. Dat er in dit verband sprake is geweest van enige bedreiging kan niet worden bewezen. Als er al sprake was van een (vuur)wapen dan was deze voordat het horloge in beeld kwam reeds weggestopt dus staat dit vuurwapen niet in verband met het wegnemen van het horloge. Overigens levert het enkel op tafel leggen van een (vuur)wapen ook niet zonder meer een bedreiging op.
4.1.2.
Beoordeling
Aangever heeft verklaard dat de verdachte op 19 november 2021 bij hem in zijn woning in Spijkenisse is gekomen. De verdachte was boos en had gedronken en heeft op een agressieve en luide toon tegen hem gescholden waarbij hij hem met een harde, strakke en boze blik heeft aangekeken, waardoor hij zich bedreigd voelde. Vervolgens heeft de verdachte tegen hem gezegd dat hij teleurgesteld in hem was omdat hij, aangever, hem zou hebben gekleineerd en voor lul zou hebben gezet tijdens een verjaardagsfeestje. Terwijl de verdachte tegen hem bleef schreeuwen, zag aangever dat de verdachte een fluwelen plunjezakje met een trektouwtje uit zijn broek haalde en dat op tafel legde en daarbij de woorden sprak ‘ik leg hem even neer want hij zit in de weg’, waarbij hij aangever recht en strak in de ogen bleef aankijken. Aangever zag aan de vorm van het zakje, dat strak om de inhoud heen zat, dat daarin een vuurwapen zat en aangever hoorde bij het neerleggen dat het een metalen voorwerp betrof, waardoor hij ervan overtuigd raakte dat het een echt vuurwapen betrof. Nadat de verdachte het zakje weer had weggestopt, pakte de verdachte een Breitling horloge van aangever en stak dit, zonder toestemming van aangever, in zijn zak en nam het mee. De aangever had dit horloge aangekocht voor € 4.750,--.
Op 7 december 2021 is de verdachte aangehouden. Op een onder hem inbeslaggenomen telefoon zijn foto’s aangetroffen. Op één van de foto’s is een klein zakje te zien wat voldoet aan de beschrijving die aangever in zijn aangifte heeft gegeven van het plunjezakje waarin een vuurwapen zou hebben gezeten. De foto met het zakje wordt door de politie aan aangever getoond en aangever herkent dit zakje ook als het door hem genoemde plunjezakje. Op een andere foto heeft aangever de verdachte herkend terwijl die aangevers gestolen horloge draagt.
De verdachte heeft erkend dat hij die bewuste avond boos was, dat hij gedronken had en bij aangever thuis is geweest om verhaal te halen. Hij had namelijk gehoord dat aangever zich tijdens een verjaardagsfeestje negatief over hem had uitgelaten. Aangever had een schuld bij de verdachte. De verdachte heeft bij het verlaten van de woning aangevers Breitling horloge meegenomen.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van het horloge van aangever, aan welke diefstal dreiging van geweld vooraf ging. De verdachte was boos, heeft zich agressief opgesteld en heeft in het bijzonder een dreigende sfeer voor de aangever laten ontstaan door een zakje met daarin een vuurwapen voor aangevers neus neer te leggen. Dat die sfeer niet direct anders werd nadat de verdachte het zakje had weggestopt, is niet alleen alleszins voorstelbaar maar dat blijkt ook uit de verklaring van aangever. Niet valt in te zien waarom aangever zonder een dergelijke dreiging zijn dure Breitling horloge vrijwillig aan de verdachte zou hebben meegegeven. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft gesteld, betekent dit dat de ten laste gelegde bedreiging met geweld in relatie staat tot de diefstal en mede is gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaring van de verdachte over het verloop van zijn bezoek aan aangevers woning en de gestelde (vrijwillige) ruilovereenkomst met betrekking tot het horloge. Die verklaring is ook op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Het onder feit 1 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
Dit feit is door de verdachte bekend en zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
op 19 november 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
één horloge (van het merk Breitling), dat aan [naam slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door,
- tegen die [naam slachtoffer] (de woorden toe te voegen) dat hij hem gekleineerd zou hebben en
voor lul gezet zou hebben en door tegen hem te schreeuwen en
- ( vervolgens) een (vuur)wapen uit zijn broeksband te pakken en deze op tafel te leggen;
2
hij
op 7 december 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een imitatievuurwapen, met het opschrift Beretta, zijnde een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (imitatie) (gas)wapen voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. Diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden;
2 Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een kennis opgezocht in diens woning omdat deze zich negatief zou hebben uitgelaten over hem tijdens een verjaardag. Vervolgens heeft de verdachte van deze kennis een duur horloge gestolen nadat hij hem had bedreigd door onder meer een tasje met daarin een (vuur) wapen op tafel te leggen. Gedurende deze situatie was het 2½-jarig zoontje van de kennis aanwezig.
Verder is tijdens een huiszoeking een imitatievuurwapen onder het bed van de verdachte aangetroffen.
Dit zijn ernstige en kwalijke feiten. Het behoeft geen betoog dat de diefstal onder de geschetste omstandigheden en gezien de aanwezigheid van een klein kind, een enorme impact heeft gehad op het slachtoffer. Daarnaast zorgt een dergelijk feit in het algemeen voor gevoelens van angst, onveiligheid en onrust in de samenleving.
Ook het enkele bezit van een imitatievuurwapen zorgt in de samenleving voor dergelijke gevoelens en wordt daarom ook ten sterkste afgekeurd. Daar komt bij dat het voorhanden hebben van een dergelijk nepwapen ertoe kan leiden dat het op een keer ook daadwerkelijk wordt gebruikt om te dreigen. Dat de verdachte hiertoe in staat is, is eens te meer gebleken uit de bewezenverklaring van feit 1.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die uit de stukken en ter terechtzitting zijn gebleken. De verdachte heeft verteld dat zijn relatie na 20 jaar was verbroken en hij daardoor op straat kwam te staan. Het ging toen niet goed met hem. Vanwege corona had hij geen werk en hij zag zijn kinderen weinig.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Deze straf valt echter lager uit dan zoals door de officier van justitie geëist. Het lijkt erop alsof de officier van justitie bij haar strafmaat aansluiting heeft gezocht bij de Richtlijn voor woningovervallen. De rechtbank vindt de situatie die zich hier heeft voorgedaan echter wezenlijk anders dan een woningoverval, waarbij doorgaans bij wildvreemden met geweld of bedreiging met geweld de woning wordt betreden en de buit wordt bemachtigd. Hier is sprake geweest van een diefstal voorafgegaan door een bedreiging met geweld, waarbij in strafverzwarende zin geldt dat de diefstal plaatsvond in een woning en dat er bij de bedreiging een vuurwapen is gebruikt. De rechtbank zoekt bij het bepalen van de straf dan ook aansluiting bij straffen die in dergelijke zaken plegen te worden opgelegd.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte gemotiveerd is om aan zijn toekomst te gaan bouwen en daarmee, zo heeft hij ter zitting laten zien, al een start heeft gemaakt tijdens zijn detentie. Hij is doende praktische zaken regelen, zoals een woning, zodat hij zo snel mogelijk zijn kinderen weer kan ontvangen.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en bij eventuele geschillen, voor zover daarvan hier sprake was, hulp in te roepen in plaats van die op deze manier op te lossen. De rechtbank zal de proeftijd hierbij stellen op drie jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit
schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Timmerman, voorzitter,
mr. A. van Luijck en mr. F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 19 november 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
één of meerdere horloges (van het merk Breitling), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door,
- tegen die [naam slachtoffer] (de woorden toe te voegen) dat hij hem gekleineerd zou hebben
en/of voor lul gezet zou hebben en/of door tegen hem te schreeuwen en/of
- ( vervolgens) een (vuur)wapen uit zijn broeksband te pakken en/of deze op tafel te
leggen;
2
hij
op of omstreeks
7 december 2021te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een imitatievuurwapen, met het opschrift Beretta, zijnde een door de
Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige
bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat
deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (imitatie) (gas)wapen voorhanden heeft gehad.