ECLI:NL:RBROT:2022:2332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
633845 / HA RK 22-195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter na eindbeslissing in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker. De verzoeker had op 17 februari 2022, na een eindbeslissing van de rechter op 16 februari 2022, een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. W.P.M. Jurgens, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking werd gedaan, aangezien de behandeling van de zaak was geëindigd met de eindbeslissing van 16 februari 2022. De rechtbank heeft uiteengezet dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, maar dat dit doel niet meer kan worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 633845 / HA RK 22-195
Beslissing van 22 februari 2022
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.P.M. Jurgens, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
De rechter heeft op 16 februari 2022 uitspraak gedaan in het door verzoeker ingestelde bestuursrechtelijke beroep tegen een beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming. Die procedure draagt als kenmerk ROT 21 / 708.
1.2.
Bij e-mailbericht van 17 februari 2022 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
1.3.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt de uitspraak van 16 februari 2022.
1.4.
Behalve van de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek, gedateerd
21 februari 2022.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Bij de uitspraak van 16 februari 2022 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure een eindbeslissing gegeven, waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 17 februari 2022 en derhalve na de uitspraak van voormeld vonnis ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van
mr. W.P.M. Jurgens.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette
en mr. A. Buizer, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2022 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.