ECLI:NL:RBROT:2022:2328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/489
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming NOW-3 op basis van loongegevens peildatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en een eiseres die een aanvraag had ingediend voor een tegemoetkoming in het kader van de NOW-3 regeling. De eiseres had op 16 november 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat de loonsom op de peildatum, 26 augustus 2020, € 0,- bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht geen rekening had gehouden met een correctie op de loonaangifte die na de peildatum was ingediend. De rechtbank benadrukte dat de NOW-3 regeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de bepalingen, ook niet in het geval van goede trouw of misbruik. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/489

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] ,te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: J. Oosterwijk,
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. M.S. van Zaane
.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een tegemoetkoming in het kader van de derde Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3), derde tranche, afgewezen.
Bij besluit van 15 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 16 november 2020 een aanvraag ingediend om verlening van een tegemoetkoming in de loonkosten als bedoeld in de NOW-3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat volgens de beschikbare gegevens de loonkosten in de maand juni 2020 € 0,- bedroegen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daarin toegelicht dat de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 is ingediend. Dat geldt ook voor correcties op de loonaangifte. Om misbruik van de regeling te voorkomen biedt de NOW-3 geen mogelijkheid om van die peildatum af te wijken. De regeling biedt evenmin een hardheidsclausule voor ongunstige uitkomsten. Met een in oktober 2020 ingediende correctie op de loonaangifte kan daarom geen rekening worden gehouden, aldus verweerder.
3. Eiseres voert aan dat [naam] in haar salarissysteem voor 2020 in beginsel ten onrechte niet als werknemer was aangemerkt. In oktober 2020 heeft eiseres dat hersteld en een correctie op de loonaangifte ingediend. Volgens eiseres is geen sprake geweest van misbruik en handelde zij te goeder trouw, zodat alsnog aanspraak dient te kunnen worden gemaakt op een tegemoetkoming.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Het wettelijk kader is vervat in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
5.1.
Verweerder dient voor de berekening van de tegemoetkoming op grond van
artikel 16, tweede lid, van de NOW-3 in beginsel uit te gaan van de loongegevens over de maand juni 2020. Op grond van artikel 16, derde lid, van de NOW-3 kan worden uitgeweken naar eventueel beschikbare loongegevens over de maand april 2020, indien er over de maand juni 2020 geen loongegevens beschikbaar zijn. Hierbij gaat verweerder op grond van artikel 16, zevende lid, van de NOW-3 uit van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 (de peildatum) is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
5.2.
Volgens de toelichting bij artikel 16, zevende lid, van de NOW-3 (Staatscourant 2020, 52209) achtte de wetgever een peildatum nodig omdat een werkgever de loonaangifte met terugwerkende kracht kan corrigeren door middel van correctieberichten. Voor de vaststelling van de hoogte van het voorschot is noodzakelijk dat kan worden uitgegaan van de loongegevens zoals deze gelden op een bepaald tijdstip. Deze datum is vastgesteld op uiterlijk 15 augustus 2020, een datum die gelegen is vóór de aankondiging van deze regeling. Sindsdien hebben werkgevers namelijk een financieel belang bij een zo hoog mogelijke loonsom in juni. Ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s worden correctieberichten op de loonaangifte van na 15 augustus 2020 niet meer meegenomen in de bepaling van de loonsom op grond van dit artikel. De peildatum is nadien gewijzigd naar 26 augustus 2020 (Staatscourant 2020, 56774).
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat uit de polisadministratie bleek dat op de peildatum loongegevens over de maand juni 2020 beschikbaar waren en dat de loonsom op die datum € 0,- bedroeg. Hieruit volgt dat verweerder van die loongegevens diende uit te gaan; vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:131). De in oktober 2020 ingediende correctie op de loonaangifte is van na de peildatum. Hiermee heeft verweerder terecht geen rekening gehouden. Dat geen sprake is van fraude of misbruik maakt niet dat verweerder met de gecorrigeerde gegevens alsnog rekening diende te houden. De NOW-3 biedt ook overigens geen ruimte, bijvoorbeeld door een hardheidsclausule, om af te wijken van de bepalingen. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres daarom terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. A.M.E.A. Neuwahl, leden, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Rijk, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 maart 2022.
De griffer is verhinderd deze De voorzitter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
BIJLAGE
Wettelijk kader
Artikel 3 van de NOW-3:
Het doel van deze regeling is om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste een per tranche verschillend minimumpercentage, gedurende een periode van drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, voor zover geen winst of bonussen worden uitgekeerd of eigen aandelen worden aangekocht, zodat werkgevers zoveel mogelijk werknemers in dienst kunnen houden en werkgevers zich samen met de werknemers kunnen voorbereiden op en aanpassen aan de nieuwe economische situatie.
Artikel 7 van de NOW-3:
1. De werkgever kan per tranche een subsidieaanvraag indienen door middel van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier.
2 Een subsidieaanvraag wordt ingediend in de volgende tijdvakken:
a. voor aanvragen voor de derde tranche op grond van hoofdstuk 2, van 16 november 2020 tot en met 13 december 2020;
3 De werkgever kan eenmaal per loonheffingennummer per tranche een subsidieaanvraag indienen.
Artikel 9 van de NOW-3:
De Minister verstrekt de werkgever bij de beschikking tot subsidieverlening een voorschot.
2 De hoogte van het voorschot bedraagt 80% van het bedrag van de verlening, bedoeld in artikel 17, 20, of 23.
Artikel 10 van de NOW-3:
Onverminderd artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidieverlening geweigerd, indien of voor zover:
(…)
c. geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, over de aangiftetijdvakken van de tranches waarvoor subsidie is aangevraagd, bedoeld in artikel 16, tweede tot en met vierde lid, 19, tweede tot en met vierde lid, of 22, tweede tot en met vierde lid;
(…)
Artikel 15 van de NOW-3:
De Minister kan op grond van dit hoofdstuk aan een werkgever, die gedurende een aaneengesloten periode van drie kalendermaanden in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 28 februari 2021 verwacht te worden geconfronteerd met een daling van de omzet van ten minste 20%, per loonheffingennummer een subsidie verlenen over de loonsom in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020.
Artikel 16 van de NOW-3:
1. De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:
A x B x 3 x 1,4 x 0,8
Hierbij staat:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, met dien verstande dat:
a. de uitbetaling van vakantiebijslag in het gehanteerde aangiftetijdvak niet wordt meegenomen bij de vaststelling van de loonsom, met uitzondering van de uitbetaling van vakantiebijslag door de werkgever die geen vakantiebijslag voor de werknemer reserveert, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen;
b. de loonsom wordt vermenigvuldigd met 0,926, indien de werkgever geen vakantiebijslag voor de werknemer reserveert, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen;
c. de loonsom wordt verminderd met een extra periode salaris dat naast het reguliere loon en vakantiebijslag wordt uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid; en
d. het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan tweemaal het maximale dagloon, bedoeld in artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen, maal 21,75, berekend na toepassing van de onderdelen a tot en met c.
2 Voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand juni 2020. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan van het loon over het zevende aangiftetijdvak van het jaar 2020, waarbij de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
3 Indien er geen loongegevens zijn over het tijdvak, bedoeld in het tweede lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand april van het jaar 2020. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan van het loon over het vierde aangiftetijdvak van het jaar 2020, waarbij de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.
(…)
7 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 26 augustus 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
(…)
Artikel 17
De hoogte van het bedrag van de subsidieverlening is de uitkomst van:
A* x B x 3 x 1,4 x 0,8
Hierbij staat:
A* voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling;
B voor de loonsom, zoals berekend op grond van artikel 16, eerste tot en met vierde lid.